1. Zet de opnamefunctie in de stand
(Superieur automat.).
2. Druk op
3. Selecteer het onderdeel dat u wilt veranderen met het besturingswiel.
(Helderheid):
Stelt de helderheid in.
(Kleur):
Stelt de kleur in.
(Levendigheid):
Stelt de levendigheid in.
(Foto-effect):
U kunt een gewenst effect selecteren en beelden opnemen met de specifieke
textuur.
4. Selecteer de gewenste instellingen.
U kunt sommige instellingen tezamen gebruiken door de stappen 3 en 4 te
herhalen.
Om de veranderde instellingen terug te stellen op de
standaardinstellingen, drukt u op de
(Kleur) en
is ingesteld op
5. Om stilstaande beelden op te nemen: Druk op de ontspanknop.
Om bewegende beelden op te nemen: Druk op de knop MOVIE om te
beginnen met opnemen.
Opmerking
Wanneer u bewegende beelden opneemt met de functie [Creatief met foto's],
kunt u geen instellingen veranderen tijdens het opnemen.
Als u de opnamefunctie omschakelt naar de functie [Slim automatisch] of de
functie [Superieur automat.], of het apparaat uitschakelt, keren de instellingen
die u hebt veranderd terug naar de standaardinstellingen.
Wanneer de opnamefunctie is ingesteld op [Superieur automat.], en u [Creatief
met foto's] gebruikt, voert het apparaat het overlay-proces van de beelden niet
(Creatief met foto's) op het besturingswiel.
(Levendigheid) zijn ingesteld op [AUTO], en
.
(Slim automatisch) of
(wis-)knop.
(Helderheid),
(Foto-effect)