4. Voor het remmen van de nitrificatie wordt de toevoeging van nitrificatieremmer B aangeraden.
Daarbij moet vooral in het lage meetbereik van 0 - 40 mg/l, bijv. bij de uitloop van de rioolwater-
zuiveringsinstallatie, rekening worden gehouden. Het advies voor een optimale dosering van de
nitrificatieremmer B (=allylthioureum / ATH) is van het meetbereik afhankelijk (zie 6.1 Wahl des
Probevolumens).
Opmerking: Nitrificerende bacteriën verbruiken ook zuurstof. Dit verbruik kan zich al binnen de
eerste vijf dagen voordoen, vooral met monsters met lage BZV-waarden. Bij de BZV-bepaling moet
in de regel het zuurstofverbruik van nitrificanten niet worden geregistreerd. Met de nitrificatierem-
mer B kan de activiteit van deze bacteriën door enzymatische remming worden onderdrukt, zodat
alleen de afbraak van organisch materiaal het BZV van een monster vormt. Indien het gewenst
is om het zuurstofverbruik tijdens de nitrificatie (N-BZV) te bepalen, kan een vergelijking van het
monster met en zonder nitrificatieremmer in aanmerking worden genomen. Het verschil tussen de
BZV-waarden komt dan overeen met de zuurstofbehoefte van de nitrificerende bacteriën.
5. Aan elke monsterfles een schoon magneetroerstaafje toevoegen en de droge koker met 3-4 drup-
pels 45% kaliumhydroxide oplossing vullen (om de koolstofdioxide te binden). Vervolgens de koker
in de monsterfles plaatsen.
OPGELET! Het monster mag nooit in contact komen met de kaliumhydroxide oplossing.
Dit zou tot foutieve meetwaarden kunnen leiden.
OPGELET! Gebruik voor de BZV-sensoren en voor de koker nooit vet of andere smeermid-
delen als extra afdichtingsmiddel. Dergelijke producten kunnen oplosmiddelen bevatten,
die het lichaam van de sensoren kunnen aantasten. Dit kan tot ernstige schade aan de
kunststof behuizing leiden, tot aan het uitvallen van de sensoren. Voor schade ver-
oorzaakt door het gebruik van afdichtingsvetten is geen garantie!
6. Het voorbereide monster moet voor de start van de meting op de gewenste temperatuur ± 1 °C
worden gebracht. (bijv. 20 °C ± 1 °C). Dit kan bijvoorbeeld onder gelijkmatig roeren van het mons-
ter op het inductieve roersysteem in de thermostaatkast plaatsvinden.
De BD 600 beschikt over een optioneel inschakelbare autostartfunctie, die het toestaat om mons-
ters met een temperatuur van 15 tot 21 °C te gebruiken. Bij ingeschakelde autostartfunctie contro-
leert het systeem in bepaalde intervallen of in de BZV-fles een drukvermindering heeft plaatsgevon-
den en pas daarna begint de tijdmeting (uiterlijk drie uur na het starten van een BZV-sensor begint
de tijd te lopen, onafhankelijk of er tot dan toe een drukvermindering werd vastgesteld of niet).
7. De BZV-sensoren op de monsterflessen plaatsen en zorgvuldig dichtdraaien. Dit is bijzonder be-
langrijk omdat het systeem absoluut dicht moet zijn. Vervolgens de BZV-fles met de opgeschroefde
sensor in het flessenrek inhangen. Dit kan direct in de thermostaatkast plaatsvinden. Als alternatief
is het door de gebruiksvriendelijke constructie van de BD 600 ook mogelijk om het gehele BZV-ba-
sisapparaat met geïntegreerde flessenrek uit de thermostaatkast te verwijderen, terwijl het inductie-
ve roersysteem in de kast blijft. Hierbij is het eventueel nodig om de stekker van de voeding van de
BD600 eruit te trekken.
OPGELET! Niet aan de kabel trekken.
Nadat het rek met de BZV-flessen werd gevuld, wordt het zodanig op het inductieve roersysteem
geplaatst, dat de 4 stelschroeven in de overeenkomstige uitsparingen van de roeraandrijving pas-
sen.
8. Monster starten (zie paragraaf 5.5.2 Messung / Messreihe starten)
9. Monster volgens specificaties incuberen (bijv. BZV
BD 600_NL_2c 05/2022
5 dagen lang bij 20 °C).
5
27