5-2 Installeer de binnen-unit. (Zie Afb. 18)
• Hang de unit op aan de hangbeugels aan kant A.
• Haak de unit aan de andere 2 hangbeugels en breng de
onderste carrosserieringen en moeren aan.
Niet bijgeleverd
Hangbeugel
Vastdraaien
(dubbele
moeren)
Afb. 18
5-3 Controleer of de unit aan de kanten C en D
allebei waterpas hangt. (Zie Afb. 19)
A
D
Waterpascontrole
Afb. 19
VOORZORGSMAATREGELEN
• Houdt bij het monteren de jaloezie niet vast, omdat
deze daardoor kan breken.
• De binnen-unit is voorzien van een ingebouwde afvoer-
pomp met vlotterschakelaar. Controleer met behulp van
een waterpas of met water gevulde plastic slangen of
de unit volledig waterpas hangt.
(Als de unit tegen de stroom van het condenswater in
afhangt, werkt de vlotterschakelaar niet goed en kan
het condenswater gaan lekken.)
5-4 Verwijder de bevestigingsplaatjes (5) waarmee
de carrosserieringen op hun plaats worden
gehouden en draai de bovenste moer vast.
6.
AANLEGGEN VAN DE
KOELSTOFLEIDING
〈 〈 〈 〈 Meer informatie voor de koelmiddelbuizen voor de buite-
nunit vindt u in de installatiehandleiding die aan de buite-
nunit is bevestigd.〉 〉 〉 〉
〈 〈 〈 〈 Breng aan beide zijden van zowel de gas- als de vloeistof-
leidingen het isolatiemateriaal aan. Wanneer de leidingen
niet worden geïsoleerd kan dat leiden tot waterlekkage〉 〉 〉 〉
(Gebruik geschikt isolatiemateriaal omdat bij gebruik van een
warmtepomp kan de temperatuur van de gasleiding oplopen
tot ongeveer 120°C.)
〈 〈 〈 〈 Breng ook extra isolatiemateriaal om de koelmiddel-
leiding aan (minimaal 20mm) in situaties waarbij de tem-
peratuur om de koelmiddelleidingen hoger kan worden
dan 30 °C of de relatieve vochtigheid hoger kan worden
dan 80%. Op het oppervlak van de isolatie kan anders con-
dens worden gevormd.〉 〉 〉 〉
〈 〈 〈 〈 Controleer, voordat de koelmiddelleidingen worden
aangesloten, welk type koelmiddel wordt gebruikt. Wan-
neer verschillende typen koelmiddel worden gebruikt zal
de installatie niet goed werken.〉 〉 〉 〉
VOORZORGSMAATREGELEN
• Gebruik een pijpsnijder en tromp die geschikt is
voor het te gebruiken koelmiddel.
• Breng, voordat u de trompverbinding aandraait,
esterolie of etherolie op de tromp aan.
• Knijp de leiding dicht of plak deze af met tape om te
voorkomen dat vuil, vloeistof of stof de leiding kan
binnendringen.
8
Carrosserieringen (3)
(bijgeleverd)
(om de hangbeugel te borgen)
Ruimte voor leidingen
B
C
Waterpas
• Voorkom dat lucht of andere stoffen dan het koelm-
iddel in de koelmiddelleidingen terecht kunnen
komen. Ventileer de ruimte onmiddellijk wanneer
gasvormig koelmiddel ontsnapt tijdens de instal-
latiewerkzaamheden.
6-1 De koelleidingen kunnen in 3 richtingen lopen.
(Zie Afb. 20)
Ophoog lopende leidingen
Naar achteren
lopende leidingen
Naar rechts
lopende leidingen
Afb. 20
• Gebruik alleen naadloze leidingen van koperlegering.
(ISO 1337)
• De buiten-unit is gevuld met het koelmiddel.
• Maak, wanneer de leidingen worden bevestigd op/los-
gekoppeld van het apparaat, de verbindingen altijd met
een steeksleutel en een momentsleutel.
( Zie Afb. 21 )
• Zie Tabel 2 voor de afmetingen van de tromp en het
juiste aandraaimoment.
Momentsleutel
Steeksleutel
Koppeling
OPMERKING
• Gebruik de flensmoer die bij de binnenunit werd meegeleverd.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Wanneer de flensmoer te hard wordt aangedraaid, kan
deze breken, waardoor lekkage ontstaat en koelmiddel
kan weglekken.
• Breng, voordat u de flens-
verbinding bevestigt, wat
ether- of esterolie aan op
de getrompte leiding (op
zowel de binnen- als de
buitenzijde), draai deze
drie of vier keer rond en
draai vervolgens de
verbinding aan.
(Zie Afb. 22)
Trompmoer
Afb. 21
Breng hier de ether- of esterolie aan.
Afb. 22
Nederlands