STORINGEN VERHELPEN
STORING
De motor start en stopt weer
na 10 tot 30 seconden
De dieselmotor stopt uit
zich zelf
Roetende uitlaat
Verlies van vermogen
Overtemperatuur
28
OORZAAK
• Zwarte rook, onvolledige verbranding -
veroorzaakt door overbelasting, verstopt
luchtfilter, te hoge inlaat-luchttemperatuur,
ongeschikte diesel of water in de diesel.
• Het display zal een storing melden.
• Beveiligingssysteem stopt de motor.
Dit kan veroorzaakt worden door te
lage oliedruk, koelwaterstoring.
Draad los van één van de alarm-
schakelaars
• Het display zal de storing aangeven
• Onvoldoende brandstof.
• Lucht of water in de brandstof.
• Verstopt lucht- of brandstoffilter.
• Te hoge motortemperatuur
(temperatuurschakelaar heeft
motor uitgeschakeld).
• Koelwater geblokkeerd
temperatuurschakelaar in de
uitlaat heeft motor uitgeschakeld).
• Te weinig koelwater.
• Impeller kapot.
• Koelwater geblokkeerd.
• Verstopt waterfilter.
• Gebroken of slippende V-snaar
• Verlies van compressie door slijtage
of schade.
• Zware overbelasting of kortsluiting van
het vermogensgedeelte.
• Generatorset wordt overbelast.
• Onvoldoende toevoer van
verbrandingslucht.
• Verstopt luchtfilter.
• Kapotte verstuiver.
• Onjuiste klepspeling.
• Slechte kwaliteit van de brandstof.
• Verstopte uitlaat.
• Ongeschikte smeerolie.
• Voortdurend onbelast draaien of met
zeer lichte belasting.
Verkeerde meting. Controleer of de belasting correct wordt gemeten en of de ampèremeter wel
goed aanwijst. Bij het berekenen van de elektrische belasting op basis van meetgegevens over
het afgenomen ampèrage moet men rekenen met een correcte en exacte spanning en de
arbeidsfactor (cos Phi). Bij twijfel gebruikt men een onafhankelijke directe vermogensmeting.
• Overvol carter.
• Verstopt brandstoffilter.
• Verstopt luchtfilter.
• Verstopt uitlaatsysteem.
• Verstuiver vervuild.
• Verlies van compressie, vervuiling of
schade van de zuigerveren.
• Versleten motor.
• Overbelasting
• Verstopt buitenwaterfilter
• Kapotte impeller
• Buitenwater verstopt.
STORING VERHELPEN
Controleer op overbelasting.
Controleer de brandstof.
Controleer het luchtfilter.
Zie paragraaf 2.5.5 en 3.2.2 voor informatie
over de werking van het alarmsysteem. Het door-
verbinden van de draden van de alarmschakelaar
kan helpen om de juiste storing te identificeren.
Vul brandstof bij en ontlucht het systeem,
Controleer filter.
Controleer koelvloeistofniveau en vul zonodig bij.
Controleer koelwatersysteem.
Vervang de V-snaar of stel deze strakker.
Controleer de compressie en laat zonodig door
Mastervolt reparaties uitvoeren.
Schakel boordnet af en test op sluitingen.
Controleer de elektrische belastingen, schakel
onnodige verbruikers af.
Controleer de luchtinlaat en maak zonodig het
filter schoon.
Vervang de verstuiver.
Stel de klepspeling af.
Gebruik betere brandstof.
Controleer de uitlaat.
Vervang de smeerolie.
Verhoog de belasting.
Breng olieniveau naar juiste peil.
Controleer brandstoffilter.
Controleer luchtfilter.
Controleer uitlaat.
Laat de verstuiver testen.
Laat de compressie meten.
Neem overbelasting weg.
Controleer koelsysteem.
September 2004 / WHISPER 8 / 10 ULTRA NL