Door variabelen te archiveren die u niet vaak hoeft te bewerken, kunt u RAM vrijmaken
voor toepassingen die extra geheugen nodig hebben.
De grafische rekenmachine plaatst een sterretje (ä) links van gearchiveerde variabelen.
U kunt gearchiveerde variabelen niet bewerken of uitvoeren. U kunt ze alleen bekijken
en dearchiveren.
Voorbeeld:
Als u een lijst archiveert met de naam L1 , dan ziet u dat deze bestaat in het geheugen.
Als u de naam L1 echter in het hoofdscherm plakt, dan verschijnt deze niet op het
hoofdscherm. U moet de lijst dearchiveren om de inhoud ervan te kunnen zien en deze
te bewerken.
Variabelewaarden oproepen (recall)
Recall (RCL) gebruiken
Voer de volgende stappen uit om variabele-inhoud op te roepen en te kopiëren naar de
huidige plaats van de cursor. Om RCL te verlaten, drukt u op '.
1. Druk op y K. RCL en de bewerkingscursor worden weergegeven op de onderste
regel van het scherm.
2. Voer de naam van de variabele op één van de volgende manieren in:
Druk op ƒ en vervolgens op de letter van de variabele.
•
•
Druk op y 9 en selecteer de naam van de lijst, of druk op y d of e,
enzovoort.
Druk op y ¾ en selecteer dan de naam van de matrix.
•
Druk op ½ om het VARS menu weer te geven of op ½ ~ om het VARS
•
menu weer te geven; selecteer vervolgens het type en dan de naam van
Y-VARS
de variabele of functie.
Druk op ƒ a om het snelmenu YVAR weer te geven en selecteer dan de
•
naam van de functie.
De door u geselecteerde variabelenaam wordt weergegeven op de onderste regel
en de cursor verdwijnt.
3. Druk op Í. De inhoud van de variabele wordt ingevoegd op de plaats waar de
cursor stond voordat u met deze stappen begon.
40
Werken met variabelen