Werken met matrices
U kunt matrices invoeren met behulp van de matrix-editor op uw grafische
rekenmachine. U kunt bijvoorbeeld de volgende bewerkingen uitvoeren op matrices:
•
Optellen
•
Delen
•
Elementaire
rijbewerkingen
De matrix-editor gebruiken
1. Druk op y ¾.
2. Druk op ~ om naar het submenu BEWERKEN te navigeren.
3. Maak een keuze uit één van de 10 toegestane matrixvariabelenamen [A] – [J].
4. Voer de afmetingen van de matrix in en voer vervolgens waarden in in elke cel van
de matrix.
Opmerking:
gebruik, wanneer u in de editor werkt, de pijltjestoetsen om tussen cellen
te navigeren.
Voorbeeld:
Matrix [C] is nu opgeslagen in het geheugen als een 3x3 matrix.
Een berekening met een matrix uitvoeren
1. Druk op y 5 om naar het hoofdscherm te gaan.
2. Druk op y ¾ en gebruik het submenu WISKUNDE om een matrixcommando
te selecteren.
3. Gebruik het submenu NAMEN om de matrixnaam te plakken.
•
Omkeren
(inverteren)
•
Vermenigvuldigen
•
Aftrekken
Werken met matrices
31