Werken met grafieken
In dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u kleuropties in een grafiek verandert, hoe u
punten tekent op een grafiek en hoe u een afbeelding kunt invoegen als achtergrond in
een grafiek.
Het grafiekscherm gebruiken
De onderstaande voorbeelden laten zien hoe de grafiek van een functie wordt
ingesteld. In het voorbeeld is de modus ingesteld op FUNCTIE en wordt uitgegaan van
de standaardinstellingen.
Voer een vergelijk in de Y= editor in.
Druk op
o .
k „ ¡ Ã 6.
Druk op
q om de vooringestelde grafiekvensters te
Druk op
selecteren. Druk op
Druk op [graph].
Druk op [trace] en gebruik de pijltjestoetsen om de grafiek te
volgen.
Druk op [2] om naar X=2 te springen.
q 6:ZStandard.
Werken met grafieken 29