5.
Schakel de buitenboordmotor in de stand neutraal (N).
6.
Starten met de contactsleutel – Draai de contactsleutel naar START en laat hem dan los. Het
elektronische startsysteem tornt de motor automatisch om hem te starten. Als de motor niet aanslaat,
stopt het tornen. Draai de sleutel nogmaals naar START totdat de motor aanslaat.
NB: Vul het brandstofsysteem als volgt als een nieuwe motor voor de eerste maal wordt gestart, als een
motor zonder brandstof heeft gelopen of als de brandstof is afgetapt:
Zet het contactslot ongeveer vijf seconden lang op de stand ON (AAN). Draai de sleutel naar START en laat
hem los: de motor tornt maximaal acht seconden. Tijdens het vullen van het systeem kan de motor starten,
ruw lopen en dan afslaan. Herhaal deze startprocedure met de contactsleutel totdat de motor blijft lopen.
Laat de startmotor na elke startpoging 20–30 seconden afkoelen.
7.
Controleer nadat de motor is gestart of er een ononderbroken straal water uit de indicatieopening van
de waterpomp komt.
BELANGRIJK: Als er geen water uit de waterpomp-indicatieopening komt, zet u de motor af en controleert u
of de koelwaterinlaat verstopt is. Als er geen verstopping is, kan dit betekenen dat de waterpomp defect is of
dat het koelsysteem verstopt is. Dit heeft oververhitting van de motor tot gevolg. Laat de buitenboordmotor
door uw dealer nakijken. Als de motor in oververhitte toestand wordt gebruikt, loopt hij schade op.
BEDIENING
N
58237
19804
36
nld