5. Draai de drukregelaar (CB) van de luchtmotor
helemaal linksom om deze uit te schakelen.
CB
6. Verplaats de recirculatieleidingen (U) naar
afzonderlijke vloeistofreservoirs om de resterende
vloeistof uit het systeem te pompen.
3A5285T
Hele systeem legen en spoelen (nieuw systeem of einde werkzaamheden)
7. Duw de circulatiehendel (AC) omlaag om die te
openen, en verhoog de motorluchtdruk (CB) naar
20 psi (138 kPa, 1,38).
CB
8. Open de luchtafsluiter (CA) van de motor.
OPMERKING: Als het systeem niet start met statische
druk, verhoogt u de luchtdruk in stappen van 35 kPa
(0,35 bar; 5 psi). Ga niet hoger dan 35 psi (241 kPa,
2,4 bar) om opspattende vloeistof te vermijden.
9. Laat de pompen draaien totdat de reservoirs aan de
A- en B-zijde (J) leeg zijn. Vang het materiaal op in
afzonderlijke, schone reservoirs.
U
AC
B
A
37