10.3
Inspectie en onderhoudsmaatregelen
Interval
Onderhoudstaak
A
Bereikbaarheid brandwerend ventiel
Uit- en inwendige toegankelijkheid
–
Toegankelijkheid herstellen
Montage brandwerend ventiel
Inbouw in wanden/plafonds volgens gebruiksaanwijzing
–
Brandwerend ventiel correct monteren
A / B
Brandwerend ventiel op beschadigingen controleren
Brandwerend ventiel, ventielschotel en afdichtingen moeten onbeschadigd zijn
–
Afdichtingen uitwisselen
–
Brandwerend ventiel herstellen of vervangen
Funktiecontrole van het brandwerend ventiel
Brandwerend ventiel is met de hand worden gesloten en geopend
Het ventiel is in de dichte stand vergrendeld
–
Fouten opsporen en verhelpen
–
Brandwerend ventiel herstellen of vervangen
Functiecontrole van de eindschakelaar
Eindschakelaar geeft de DICHT- en/of OPEN-stand aan
–
Fouten opsporen en verhelpen
–
Eindschakelaar vervangen
C
Reinigen van het brandwerende ventiel
Geen inwendige en uitwendige vervuiling aan het brandwerende ventiel
Geen roestvorming aan het brandwerend ventiel
–
Verontreinigingen met een vochtige doek verwijderen
–
Corrosie verwijderen of het bouwdeel vervangen
Intervallen
A = Ingebruikname
B = Periodiek
Het functioneren van de brandwerende ventielen moet minimaal ieder halfjaar gecontroleerd worden. Wan-
neer bij twee halfjaarlijkse controles geen functioneringsgebreken zijn geconstateerd, mogen de controles
een interval van een jaar krijgen.
C = wanneer noodzakelijk, afhankelijk van de vervuilingsgraad
Onderhoudswerkzaamheden
Testmoment
Beschrijving van de oorspronkelijke situatie
–
Maatregelen voor het herstellen van de oorspronkelijke situatie
Ä 21
Brandwerend ventiel Serie FV-EU
Onderhoud
Inspectie en onderhoudsmaatregelen
Ä 12
Personeel
Vaklieden
Vaklieden
Vaklieden
Vaklieden
Vaklieden
Vaklieden
25