Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Toepassing; Drukontlastingsprocedure; Het Spuitpatroon Afstellen - Graco G40 Instructies

Verberg thumbnails Zie ook voor G40:
Inhoudsopgave

Advertenties

Toepassing

Toepassing

Drukontlastingsprocedure

1. Sluit de lucht- en vloeistoftoevoer naar het pistool af.
2. Sluit het zelfontlastend hoofdluchtventiel (moet
in het systeem aanwezig zijn).
3. Spuit met het pistool in een geaarde metalen
afvalbak om de vloeistofdruk te ontlasten.
F
. 10: De druk ontlasten
IG
4. Open het afvoerventiel van de pomp (moet in
het systeem aanwezig zijn) om de vloeistofdruk
in de verdringerpomp te ontlasten. Open ook het
afvoerventiel verbonden met de vloeistofdrukmeter
(in een systeem voorzien van een vloeistofregelaar)
om de druk te ontlasten in de slang en het pistool.
Houd een opvangbak klaar om het uitstromende
materiaal in op te vangen.
5. Laat het (de) afvoerventiel(en) open staan, totdat
u weer gaat spuiten.
6. Als u het vermoeden hebt dat de spuittip of de
slang volledig verstopt zit of dat de druk niet
volledig ontlast is, draai dan heel langzaam de
eindkoppeling van de slang los en ontlast zo de
druk geleidelijk; draai vervolgens de koppeling
helemaal los. Reinig de verstopte tip of slang.
12

Het spuitpatroon afstellen

Het air-assisted spuitpistool combineert de principes
van airless en luchtgedreven spuiten. De spuittip
vormt de vloeistof in een spuitpatroon, net als een
conventionele tip voor airless spuiten. Lucht uit de
luchtkap verstuift de vloeistof nog fijner, zodat een
gelijkmatiger patroon ontstaat.
Zo nodig kan de ventilatorlucht worden gebruikt om het
patroonformaat enigszins bij te stellen.
Het verschil tussen een air-assisted spuitpistool
en een luchtspuitpistool: als bij een air-assisted
spuitpistool de ventilatorlucht wordt opgevoerd,
wordt de patroonbreedte kleiner. Om de
patroonbreedte te vergroten, gebruikt u minder
ventilatorlucht of een groter formaat van spuittip.
TI8174a
1. Stel de vloeistofdruk in op 2,1 MPa (21 bar, 300 psi)
met de vloeistofregelaar.
2. Druk de trekker van het pistool in om de verneveling
te controleren; let nog niet op de vorm van
het patroon.
3. Verhoog langzaam de vloeistofdruk net tot
het punt waarop verdere toename van de
vloeistofdruk de verneveling van de vloeistof
niet aanzienlijk verbetert.
4. Draai de druk voor de vernevelingslucht op circa
70 kPa (0,7 bar, 10 psi) wanneer de trekker wordt
ingedrukt. Controleer het spuitpatroon en stel de
luchtdruk bij tot de slierten aan het einde volledig
worden verneveld en in het spuitpatroon worden
getrokken. Zie F
luchtdruk van 0,7 MPa (7 bar, 100 psi) naar
het pistool.
Bij HVLP-gebruik mag de druk bij de luchtkap niet
boven 10 psi komen. Meet de vernevelingsdruk bij
de luchtkap met de HVLP-verificatieset 249140.
. 11. Ga niet verder dan een
IG
311653K

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

28804624f835288044288053C seriesB series ... Toon alles

Inhoudsopgave