10.1.126 Zomercompensatie – (hoogste) eindtemperatuur voor zomercompensatie (°C)
Opties:
Met de parameter wordt een waarde vastgelegd voor de hoogste buitentemperatuurwaarde,
vanaf welke de instelwaardecorrectie (zomercompensatie) op grond van een te hoge
buitentemperatuur wordt uitgevoerd.
Opmerking
Deze parameter is alleen beschikbaar, als de parameter 'zomercompensatie' op
'ja' staat.
10.1.127 Zomercompensatie – offset ingestelde temperatuur bij einde zomercompensatie (x
0,1°C)
Opties:
Met de parameter wordt vastgelegd met hoeveel Kelvin de ingestelde waarden tijdens de
zomercompensatie verhoogd moet worden als de hoogste buitentemperatuurwaarde is bereikt.
Typische waarden voor de zomercompensatie zijn_
20 °C: laagste buitentemperatuurwaarde
■
32 °C: hoogste buitentemperatuurwaarde
■
0 K: laagste offset gewenste waarde
■
4 K: hoogste offset gewenste waarde
■
Dat betekent dat er een vloeiende verhoging van de gewenste waarde van 0 ... 4 K plaatsvindt
als de buitentemperatuur van 20°C tot 32 °C stijgt.
Opmerking
Deze parameter is alleen beschikbaar, als de parameter 'zomercompensatie' op
'ja' staat.
KNX Technisch Handboek 2273-1-8914 / 2CKA002273B8914
Applicatie-/parameterbeschrijvingen
Instelmogelijkheid tussen -127 – 127
Instelmogelijkheid tussen -127 – 127
Applicatie 'Object-RTR
│70