De scherptediepte controleren
Wanneer u scherpstelt op een deel van het onderwerp, is er een gebied waarin
voorwerpen dichterbij en verderweg ook scherp zijn. Dit gebied wordt 'scherptediepte'
genoemd. Wanneer u de functie scherptedieptecontrole gebruikt, kunt u de
scherptediepte controleren in de zoeker alvorens een opname te maken.
1
Stel scherp op het onderwerp.
2
Zet de hoofdschakelaar op | terwijl
u door de zoeker kijkt.
U kunt de scherptediepte in de zoeker controleren
terwijl u de hoofdschakelaar ingedrukt houdt.
• Zolang de hoofdschakelaar op de stand scherptedieptecontrole (|) staat, worden er
geen opnamegegevens weergegeven in de zoeker en kan er geen opname worden
gemaakt.
• U kunt de scherptediepte controleren in alle belichtingsfuncties.
129
5