6.5.1 Gesynchroniseerde cardioversie uitvoeren
1.
Sluit de padskabel aan en breng de pads aan op de patiënt. Bij ECG-bewaking met een ECG-set sluit u de ECG-kabel
aan en brengt u de ECG-elektroden aan op de patiënt. Volg hierbij de aanwijzingen in 7 ECG-bewaking.
2.
Druk in de modus voor handmatige defibrillatie op de softkeys [>>] en [Sync starten] om de synchrone
cardioversie te activeren.
3.
Druk op de softkeys [>>] en [Lead] om een lead te selecteren. De geselecteerde lead moet een helder signaal en
een breed QRS-complex hebben.
4.
Controleer of er boven elke R-golf een witte R-golfmarkering wordt weergegeven. Als de R-golfmarkeringen niet of
niet boven de R-golven worden weergegeven maar bijvoorbeeld boven de T-golven, selecteert u een andere lead.
5.
Controleer of de modus Sync is geactiveerd; dit kunt u zien aan de aanduiding SYNC in het informatiegebied voor
de defibrillatiegegevens.
6.
Druk op de softkeys [Energie -] of [Energie +] om de gewenste energiesterkte te selecteren.
7.
Druk op de softkey [Laden] om te laden.
8.
Controleer of het nog altijd noodzakelijk is om een schok toe te dienen en of het apparaat tot de gewenste
energiesterkte is geladen. Verzeker u ervan dat niemand in aanraking is met de patiënt, het bed of apparatuur die
op de patiënt is aangesloten. Roep luid en duidelijk"Iedereen los!".
9.
Houd de schokknop op het apparaat ingedrukt. De schok wordt toegediend wanneer de eerstvolgende R-golf
wordt gedetecteerd.
OPMERKING
Zodra het apparaat in de modus Gesynchroniseerde cardioconversie staat, worden de alarmgeluiden
hersteld.
Bij gesynchroniseerde cardioversie is het belangrijk om de schokknop ingedrukt te houden totdat de schok
is toegediend. Het apparaat geeft een schok bij de volgende gedetecteerde R-golf.
Als binnen 9 seconden geen R-golf wordt gedetecteerd, verschijnt het bericht "R-golf niet gedetecteerd".
6.5.2 Meer gesynchroniseerde schokken toedienen
Als wordt aangegeven dat er meer synchrone schokken moeten worden toegediend, gaat u als volgt te werk:
1.
Controleer of het apparaat zich nog in de modus Sync bevindt; dit kunt u zien aan de aanduiding "SYNC" in het
gebied voor de defibrillatiegegevens.
2.
Herhaal de stappen 4 - 9, zoals hierboven.
Als [Sync na schok] is ingesteld op [Ja], blijft het apparaat na het toedienen van een schok in de modus Sync; is deze
optie ingesteld op [Nee], dan wordt de modus Sync na de schok afgesloten en wordt de modus voor asynchrone
defibrillatie geactiveerd.
6.5.3 De functie Sync uitschakelen
Als u de functie Sync wilt uitschakelen, drukt u op de softkey [Sync afsluiten] om naar de modus Handm. defib. te gaan.
6-5