Installatie (alleen voor de installateur)
4
Installatie (alleen voor de installateur)
4.1 Wandmontage van de regelaar
De regelaar wordt met behulp van drie schroeven op de wand bevestigd.
VOORZICHTIG: Gevaar voor letsel en beschadiging van de behuizing door ondeskundige montage.
▶ De achterkant van de behuizing mag niet als boorsjabloon worden gebruikt.
▶ Het bovenste bevestigingsgat ( afb. 4, [1]) boren en de meegeleverde schroef 5 mm indraaien. De bout onderaan de regelaar
losdraaien en het deksel verwijderen. De regelaar aan de uitsparing in de behuizing ophangen. De onderste bevestigingsgaten
( afb. 4, [2]) aftekenen, de gaten boren en de pluggen plaatsen. De regelaar uitlijnen en in de onderste bevestigingsgaten links
en rechts vastschroeven.
5 mm
Afb. 4
Wandmontage van de regelaar
[1] bovenste bevestigingsgat
[2] onderste bevestigingsgaten
4.2 Elektrische aansluiting
GEVAAR: Levensgevaar door elektrische stroom.
▶ Voor het openen van het apparaat de voedingsspanning (230 V AC) onderbreken.
▶ De kabel met trekontlasting beveiligen.
4.2.1 De kabeldoorvoer voorbereiden.
De kabels kunnen afhankelijk van de montagesituatie van achteren ( afb. 5, [4]) of onderen ( afb. 5, [3]) in de behuizing wor-
den geleid.
▶ Beveiliging IP 20 tijdens de installatie aanhouden:
– Alleen noodzakelijke kabeldoorvoeren open maken.
– Kabeldoorvoeropeningen slechts zo groot als noodzakelijk maken.
▶ Kabeldoorvoer ( afb. 5) met mes open maken, zodat er geen scherpe kanten overblijven.
SC20 • 7 747 006 625 (2013/03)
1
2
4
7747006071-05.1 SD
7