Aanwijzingen voor de gebruiker
7.2 Storingen zonder displayweergave
Soort storing
Effect
De aanduiding is uitgegaan. De pomp draait niet, hoewel aan de inschakelvoorwaarden is voldaan.
De zonneboiler wordt niet opge-
warmd door de zonne-energie.
De pomp draait niet, hoewel aan de inschakelvoorwaarden is voldaan.
De zonneboiler wordt niet opge-
warmd door de zonne-energie.
De pomp draait niet, hoewel de kringloopanimatie op het display wordt weergegeven.
De zonneboiler wordt niet opge-
warmd door de zonne-energie.
De kringloopanimatie op het display draait, de pomp "bromt.".
De zonneboiler wordt niet opge-
warmd door de zonne-energie.
De temperatuurvoeler geeft een onjuiste waarde aan.
De pomp wordt te vroeg/te laat inge-
schakeld/uitgeschakeld.
Te heet tapwater.
Gevaar voor brandwonden
Te koud tapwater (of te geringe hoeveelheid warm tapwater).
Tabel 6 Mogelijke storingen zonder displayweergave
8
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.1 Waarom is regelmatig onderhoud belangrijk?
Uw zonne-installatie voor drinkwateropwarming of een combinatie van drinkwateropwarming en verwarmingsondersteuning is vrij-
wel onderhoudsvrij.
Desondanks adviseren wij om de installatie iedere 2 jaar door een installatiebedrijf te laten onderhouden. Zo wordt een foutloze en
efficiënte werking gegarandeerd en kan mogelijke schade vroegtijdig herkend en hersteld worden.
SC20 • 7 747 006 625 (2013/03)
Mogelijke oorzaken
Geen stroomtoevoer, zekering of voe-
dingskabel defect.
De pomp is door middel van de "Handmati-
ge werking" uitgeschakeld.
De boilertemperatuur "T2" ligt in de buurt
van of boven de ingestelde maximale boi-
lertemperatuur.
De collectortemperatuur "T1" ligt in de
buurt van of boven de ingestelde maximale
collectortemperatuur.
De leiding naar de pomp is onderbroken of
niet aangesloten.
De pomp is defect.
De pomp zit vast als gevolg van een mecha-
nische blokkade.
De temperatuurvoeler is niet correct ge-
monteerd. Verkeerde temperatuurvoeler
gemonteerd.
De begrenzing van de boilertemperatuur
en de tapmengkraan is te hoog ingesteld.
De temperatuurregelaar voor warm water
op de verwarming, de verwarmingsrege-
laar of de tapmengkraan is te laag inge-
steld.
Remedie
Controleer de zekering en vervang deze in-
dien nodig. De elektrische installatie door een
elektricien laten controleren.
Met behulp van de functie "Handmatige wer-
king" overschakelen op automatisch.
Indien de temperatuur 3 K onder de maximale
boilertemperatuur daalt, wordt de pomp inge-
schakeld.
Indien de temperatuur 5 K onder de maximale
collectortemperatuur daalt, wordt de pomp
ingeschakeld.
De leiding controleren.
De pomp controleren, eventueel vervangen.
De gleufschroef op de pompkop losdraaien en
de pompas met een schroevendraaier los-
draaien. Niet tegen de pompas slaan!
De positie, montage en soort van de voeler
controleren, eventueel warmte-isolatie aan-
brengen.
De begrenzing van de boilertemperatuur en
de tapmengkraan lager instellen.
De temperatuurinstelling overeenkomstig de
bijbehorende bedieningshandleiding instellen
(max. 60 °C).
8
15