Voorkeursinstellingen aanpassen
Camera voor de achteruitkijkstand
"Achteraanzicht" kan voortdurend worden
weergegeven (bijv. wanneer u het beeld van
een aanhangwagen achter uw voertuig wilt
zien, enz.) op een gedeelte van het scherm
waarbij tevens de kaartinformatie gedeeltelijk
wordt getoond. Houd er rekening mee dat bij
deze instelling het beeld van de camera niet
aangepast wordt om het volledig te kunnen
weergeven en dat er dus een gedeelte is wat
wel door de camera wordt gezien maar niet op
het scherm wordt weergegeven.
= Zie Instelling voor de achteruitkijkcamera op
de vorige bladzijde voor details.
BELANGRIJK
Pioneer raadt het gebruik aan van een camera
die spiegelbeelden kan produceren, omdat an-
ders de kans bestaat dat het beeld omgekeerd op
het scherm wordt weergegeven.
p Controleer meteen of het beeld van de ach-
teruitkijkcamera wordt weergegeven wan-
neer de schakelhendel vanuit een andere
stand in de ACHTERUIT (R) wordt gezet.
p Wanneer tijdens normaal rijden het scherm
overschakelt naar weergave van het beeld
van de achteruitkijkcamera over het volledi-
ge scherm, kiest u de tegenovergestelde in-
stelling in "Polariteit".
Geef het "Systeeminstellingen" scherm
1
weer.
= Zie Het "Systeeminstellingen" scherm
weergeven op bladzijde 151 voor details.
2
Tip [Camera achter] aan.
Het "Instell. achteruitrijcamera" scherm ver-
schijnt.
3
Tip [Camera] aan om de instelling te
veranderen in "Aan".
p U kunt alleen naar "Achteraanzicht" over-
schakelen als "Aan" is ingesteld.
4
Tip [Batterij] of [Massa] aan naast
"Polariteit" om de juiste polariteitinstelling
te selecteren.
! Batterij: Als de polariteit van de aangeslo-
ten draad positief is wanneer de schakel-
hendel in de ACHTERUIT (R) stand staat
! Massa: Als de polariteit van de aangesloten
draad negatief is wanneer de schakelhen-
del in de ACHTERUIT (R) stand staat
De reactiestanden van het
toetspaneel afstellen
(toetspaneel kalibrering)
Als u vindt dat de aanraaktoetsen afwijken van
de plekken op het scherm die reageren op uw
aanraking, kunt u de reactiestanden van het
toetspaneelscherm aanpassen.
p Gebruik geen spits voorwerp zoals een bal-
pen of een vulpotlood, want hierdoor kan
het scherm worden beschadigd.
Geef het "Systeeminstellingen" scherm
1
weer.
= Zie Het "Systeeminstellingen" scherm
weergeven op bladzijde 151 voor details.
2
Tip [Schermkalibr.] aan.
Er verschijnt een bericht waarin u moet beves-
tigen of u de kalibratie wilt starten.
3
Tip voorzichtig het midden van de +
markering op het scherm aan.
De markering geeft de volgorde aan.
Nadat u alle tekens hebt aangetipt, worden de
aangepaste positiegegevens opgeslagen.
p Schakel de motor niet uit tijdens het op-
slaan van de aangepaste positiegegevens.
# Druk op de MODE toets.
Er wordt teruggekeerd naar de vorige positiegege-
vens.
# Druk op de MODE toets en houd de toets in-
gedrukt.
De afstelling wordt geannuleerd.
Hoofdstuk
27
157
Nl