Opnamemodussen
Controleren/niet controleren van de effecten van de lensopening en de
sluitertijd op het opnamescherm.
[MENU] >[Voorkeuze]> [Constant preview]>[ON]/[OFF]
•
Sluit de flits.
•
Het kan alleen gebruikt worden in de Manuele Belichtingsfunctie.
•
De helderheid van het scherm en van de opgenomen beelden kunnen verschillen. Controleer
de beelden op het afspeelscherm.
•
Draai aan de modusknop op voor-/achterkant om [Lichtmeter] weer te geven. De ongeschikte
zones van het bereik worden rood weergegeven.
•
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
•
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
•
De [Gevoeligheid] wordt automatisch ingesteld op [ISO200] wanneer u de opnamefunctie
schakelt naar Handmatige belichting terwijl [Gevoeligheid] ingesteld is op [AUTO] of [
(Intelligent).
•
Wanneer u een lens gebruikt met een openingsring, heeft de instelling van de openingsring de
prioriteit.
In deze gevallen niet beschikbaar:
•
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitertijd die geselecteerd kan worden 1/320 van een
seconde (1/250 van een seconde met een externe flitser).
•
Een sluitertijd van minder dan 1 seconden is niet beschikbaar als [Elektronische sluiter] op
[ON] gezet is.
(P220)
96
]