Draadspanning
De bovendraadspanning wordt in de BERNINA fabriek optimaal
ingesteld en op de naaicomputer getest. Hiervoor worden als boven- en
onderdraad Metrosene-/Seralongaren nr. 100/2 (Firma Mettler,
Zwitserland) gebruikt.
Als ander naai- of borduurgaren wordt gebruikt, kunnen afwijkingen op de
optimale draadspanning ontstaan. Daarom is het eventueel noodzakelijk om de
draadspanning aan het naaiwerk en de gewenste steek aan te passen.
Voorbeeld:
Metallic garen
Monofil garen
Basisinstelling
̶ de rode markering op de draadspanningsknop komt overeen met het
1
̶ bij normaal naaiwerk moet de draadspanning niet worden veranderd
̶ bij speciaal naaiwerk kan de draadspanning met de draadspanningsknop
Optimale steekvorming
De draadverstrengeling ligt in het midden van het materiaal.
Bovendraadspanning te hoog
De onderdraad wordt hierdoor meer in het materiaal getrokken.
⦁
Bovendraadspanning te laag
De bovendraad wordt hierdoor meer in het materiaal getrokken.
⦁
036531.50.05_2015-05_Manual_B570QE-B555_NL
teken 1
worden aangepast
bovendraadspanning verminderen = draadspanningsknop op 3-1 zetten
bovendraadspanning verhogen = draadspanningsknop op 5-10 zetten
Naaicomputer gereedmaken
Spanning
ca. 3
ca. 2-4
Naald
90
80
29