Inbedrijfstelling
Controlemaatregelen, Gasblok,
Elektrodenafstand
Controles vóór inbedrijfstelling
Bij een eerste inbedrijfstelling dienen
volgende voorzorgsmaatregelen in acht
genomen te worden:
- Nakijken of er water op de installatie
staat en of de leidingen nergens
lekken vertonen.
- Installatie ontluchten.
- De vrije doorgang van de rookgaslei-
ding nakijken.
- Dichtheid van de gasleidingen contro-
leren d.m.v. een oplossing met zeep-
water.
- De gasleiding d.m.v. de kleine ont-
luchter P boven de gasklep ontluch-
ten.
- De hoofdschakelaar aanzetten
teneinde het apparaat onder spanning
te plaatsen.
- De ketelthermostaat op de gewenste
temperatuur instellen. Hierdoor wordt
de brander in werking gesteld en zal
vervolgens automatisch geregeld
worden.
- Zo de brander per ongeluk gedoofd
wordt, (aangeduid door de storings-
lamp LD op het branderrelais), enige
ogenblikken wachten alvorens de
ketel opnieuw te starten. Dan
drukknop H (blz. 10, p. 13) voor de
ontgrendeling indrukken.
Inbedrijfstelling van de circulatie-
pompen
De circulatiepompen worden automa-
tisch in werking gesteld door de warm-
tevraag van het verwarmingssysteem.
Circulatiepompen ontluchten
- De bedrijfsmodus „handmatige bedie-
ning" kiezen via de verwarmingsrege-
laar.
- Alle circulatiepompen (behalve de
collectorpomp) zijn dan in bedrijf.
- De ontluchtingsschroeven van de
circulatiepompen kort losdraaien en
terug aandraaien.
Voorzorgsmaatregelen voor de
installatie
De thermische vermogens van de
ATMON LN op aardgas zijn in de fabri-
briek afgeregeld en ingesteld overeen-
komstig de voorschriften van de CE.
Geen enkele andere regeling is
toegestaan.
N.B.: Een gasafsluiter, met BGV-
keurmerk dient geplaatst te worden
tussen de gastoevoer en de ketel.
22
Elektrodenafstand
Om een goede ontsteking van de
brander te verzekeren is het noodza-
kelijk dat de afstand tussen beide
ontstekingselektroden correct inge-
steld is. Wanneer dit niet het geval is
zal de vonk niet de juiste sterkte heb-
ben en zal het mengsel slecht ontste-
ken.
Bij voorkeur moet de afstand geres-
pecteerd worden die op bovenstaan-
de figuur wordt aangeduid.
Gasblok
Bij de eerste opstart moet de aanwe-
zige lucht in de gasleiding verwijderd
worden. Dit kan door het verwijderen
van de stop (A).
A. Ingangsdruk
B. Uitgangsdruk
C. Diafragma
D. Rubber dichtingsring
S. Ontgrendelingsknop
OPGELET
Indien de gasklep gedemonteerd wordt,
moet het diafragma gecontroleerd
worden alvorens de gasstraat opnieuw
te monteren. DHet diafragma mag in
geen geval gesupprimeerd worden.
Laatste nazicht
Start het systeem om na te kijken of
alle handelingen goed zijn uitgevoerd.
Laat het een volledige cyclus uitvoeren
om zo te kunnen vaststellen dat alle
onderdelen goed werken.
Branderautomaat
Na een lange stilstand van de ketel
kunnen er zich problemen voordoen bij
de ontsteking ten gevolge van lucht-
bellen in de toevoerleiding van het
gas.Wanneer zich dit voordoet dan
vergrendelt de branderautomaat zich
en zal het rode lampje (S) branden.
Men kan ontgrendelen door op de S-
knop te drukken en de ketel zal opnieu-
nieuw in bedrijf gesteld worden.
Gebeurt dit niet, dan kan men deze
handeling eventueel na 10 à 15
seconden herhalen.
Wanneer deze operatie niet lukt dan
neemt u contact op met de vakman.