Montage
Elektrische installatie
Aanwijzing:
De elektrische installatie en de
aansluitingen mogen enkel door
een elektricien uitgevoerd worden.
Daarbij moeten de VDE-, EN-, EVU-
en alle nationale voorschriften en
bepalingen nageleefd worden.
In het algemeen mag het toestel en-
kel door een vakman geopend wor-
den.
Er moet gelet worden op het feit dat
elk bijkomend element dat elektriciteit
gebruikt, aan bepaalde basisregels
moet voldoen:
- raak nooit het toestel aan met natte
of vochtige handen of voeten;
- trek nooit aan de bedrading;
- stel nooit de apparatuur bloot aan
weersafhankelijke elementen;
- laat nooit kinderen of onbevoegden
met elektrische toestellen spelen.
De elektrische bedrading van de ketel
mag nooit door de gebruiker vervan-
gen worden. Bij beschadiging moet
het toestel gestopt worden en beroep
gedaan worden op bevoegd perso-
neel.
De ketel, het bedieningspaneel en de
pompgroep zijn voorzien van bedrade
stekkers. De aansluiting op het net
gebeurt met 3-polige klemmen (1) in
het bedieningspaneel via een daar-
voor voorziene en beveiligde stroom-
kring. De leiding moet met een inge-
bouwde aarding (2) beveiligd worden.
De verwarmingscentrale moet met
gepaste middelen van het net ge-
scheiden kunnen worden. Daarvoor
moeten schakelaars met een contact-
opening van >3mm of veiligheids-
schakelaars gebruikt worden .
17
1
2
Netspanning: 230 V, 50 Hz
Zekering voor de netaansluiting: 10 A
Stekkerverbinding tussen pomp-
groep en bedieningspaneel
De elektrische aansluiting van de
pompgroep en het bedieningspaneel
gebeurt door middel van gecodeerde
stekkers aan de LOGON B.
Alle externe leidingen (zoals bijv. voor
de systeeminbinding), die aangeslo-
ten moeten worden aan de schroef-
stekkers van de LOGON B, moeten
beveiligd worden met de ingebouwde
spanningsontlasters aan de ketel.
De ter plaatse aanwezige cv 1 en 2,
de boilerpomp en de gemotoriseerde
mengkraan moeten aangesloten wor-
den op het bedieningspaneel met
overeenkomstige stekkerleidingen
Toestelzekering
De toestelzekering (230 V, T 6,3 A)
bevindt zich goed toegankelijk in het
bedieningspaneel ( T 6,3 A).
De totaliteit van alle elektrische stro-
men mag niet meer zijn dan 6,3 A!
Kabelkanalen
In de binnenkant van de bekleding zijn
2 kabelkanalen voorzien voor de elek-
trische verbindingen.
230V-leidingen en sensorleidingen
moeten van elkaar gescheiden in de
kabelkanalen gelegd worden.
Vervangen toestelzekering
- de stroom van het bedieningspaneel
uitschakelen
- de zekeringhouder 90° draaien en
met de toestelzekering verwijderen
- de zekering vervangen
- de zekeringhouder terugsteken en
90° draaien
- controleren of de zekering vastzit
- de stroom inschakelen; het lampje
van de netschakelaar moet branden.
Kamerthermostaat
De aansluiting van de kamerthermo-
staat gebeurt via een 3-polige stekker
welke onderaan het schakelbord
geplaatst is.
Verwijder de brug alvorens de
kamerthermostaat aan te sluiten
(aangeduid door een
* symbool op
het elektrisch schema).
De regelthermostaat moet op een
voldoende hoge temperatuur ge-
plaatst worden zodat de kamerther-
mostaat goed kan werken.