InSTRUMenTTOeVOeR
45 TOT 125 PSIG
(3,1 TOT 8,6 bar)
4 TOT 20 mA
A7208
Werkingsprincipe
De 1 inch NPT-uitlaatpoort van de 289RC is
rechtstreeks aangesloten op een veerbelaste actuator
en de 1/4 inch NPT-inlaataansluiting op de veerkast is
aangesloten op het regelinstrument (I/P transductor,
controller, positioner, enz.). Bij montage van de 289RC
aan een regelklep moeten de inlaat- en uitlaatkamers
via een omloopklep worden gekoppeld. De omloopklep
moet worden geïnstalleerd tussen de twee 1/4 NPT
aansluitingen op de 289RC of een andere handige
plek waaraan de klant de voorkeur geeft. De 289RC-
uitlaatbooster heeft een door de fabriek ingestelde
openingsdrempel van 0,5 psid (0,034 bar d). De
stelschroef in het hoofdgedeelte van de booster kan
niet bij de klant worden afgesteld. De omloopklep wordt
op het regelklepsysteem afgesteld om te compenseren
voor de verschillende prestatiekenmerken van
VRIJe FLOW
VeRSTeLBARe
OMLOOPkLeP
(0 TOT 0,3 C
I/P
Figuur 2. Gangbare installatie van een 289RC-uitlaatbooster en regelklep
GeMeTen FLOW
)
v
uiteenlopende instrumenten en actuators. Na afstelling
werkt de regelklep zoals beschreven in de volgende
alinea.
Wanneer de uitlaatdruk van het instrument stijgt,
beweegt de actuator de klep normaal, aangezien de
uitlaatbooster niet met een toenemend signaal kan
worden geactiveerd. Wanneer de uitgangsdruk van
het instrument daalt, beweegt de actuator de klep tot
de veranderingssnelheid van de uitgangsdruk zich
ontwikkelt tot 0,5 psid (0,034 bar d) langs de omloopklep.
Wanneer dit gebeurt, zorgt het drukverschil in de 289RC
ervoor dat de uitlaatboosterklep opengaat en de druk
in de actuator begint te dalen. Hoe groter het langs
de omloopklep ontwikkelde drukverschil, hoe verder
de uitlaatbooster opengaat. De boosteruitlaatklep sluit
wanneer het drukverschil tussen het instrument en de
actuator kleiner wordt.
Type 289RC
TyPe 289RC
3