Installatiegids
Nederlands – mei 2002
Inleiding
Deze installatiegids geeft instructies voor installatie, opstarten en
afstelling. Om een exemplaar van de instructiehandleiding te krijgen,
kunt u contact opnemen met het plaatselijke verkoopkantoor of de
vertegenwoordiger van Fisher, of een exemplaar bekijken op
www.FISHERregulators.com. Verdere informatie kunt u krijgen bij:
Instructiehandleiding voor de 289 serie (formulier 1724,
D100280X012).
PED-categorie
Dit product kan als veiligheidsaccessoire gebruikt worden bij
drukapparatuur in de volgende categorieën van de Richtlijn
Drukapparatuur 97/23/EG. Het kan ook gebruikt worden buiten de
Richtlijn Drukapparatuur onder toepassing van de regels van goed
vakmanschap (SEP) volgens onderstaande tabel.
P
R
O
D
U
C
T
A
F
M
E
T
N I
G
E
N
2
8
9
, A
2
8
9
, U
2
8
9
, L
2
8
9
H
, H
e
n
2
8
9
H
-
D
N
2
5
1 (
i
c n
) h
2
8
9
H
-
D
N
5
0
2 (
i
c n
) h
Specificaties
Verkrijgbare samenstellingen
289A, 289H, 289HH, 289L, 289U
Klephuismaten en types eindaansluiting
Type 289A en 289U: DN 6 (1/4 inch) NPT schroefdraad
Type 289H: DN 25 of 50 (1 inch of 2 inch) NPT schroefdraad
Type 289HH: DN 25 (1 inch) NPT schroefdraad
Type 289L: DN 20 of 25 (3/4 inch of 1 inch) NPT
schroefdraad
Maximaal toelaatbare inlaatdruk
Type 289A: 3,1 bar (45 psig)
Type 289H (DN 25 (1 inch)): 6,9 bar (100 psig)
Type 289H (DN 50 (2 inch)): 1,7 bar (25 psig)
Type 289HH: 6,9 bar (100 psig)
Type 289L: 0,5 bar (7 psig)
Type 289U: 0,69 bar (10 psig)
Keuringsproefdruk
Alle drukhoudende delen zijn beproefd volgens Richtlijn
97/23/EG - Bijlage 1, Punt 7.4
Veerbereik (ontlastdrukinstellingen)
Type 289A: 0,2 tot 0,9 bar (3 tot 13 psig), 0,8 tot 1,5 bar (11
tot 22 psig)
Type 289H (DN 25 (1 inch)): 69 tot 310 mbar (1 tot 4.5 psig),
0,3 tot 1,0 bar (4 tot 15 psig), 0,7 tot 1,4 bar (10 tot 20 psig),
1,0 tot 3,4 bar (15 tot 50 psig)
Type 289H (DN 50 (2 inch)): 17 tot 45 mbar (7 tot 18 inch
wc), 35 tot 155 mbar (0.5 tot 2.25 psig), 21 tot 483 mbar
(1.75 tot 7 psig), 0,3 tot 0,69 bar (4 tot 10 psig)
Type 289HH: 3,1 tot 5,2 bar (45 tot 75 psig)
Type 289L: 7 tot 20 mbar (3 tot 8 inch wc), 12 tot 45 mbar (5
tot 18 inch wc), 25 tot 45 mbar (10 tot 18 inch wc), 30 tot
100 mbar (12 tot 40 inch wc)
Type 289U: 12 tot 62 mbar (5 tot 25 inch wc), 50 tot 206
mbar (20 inch wc tot 3 psig)
(1)
Temperatuurbereik
Nitril en neopreen elastomeren: -29 tot 66°C (-20 tot 150°F)
(1)
Fluorelastomeer
: -7 tot 149°C (20 tot 300°F); uitsluitend
verkrijgbaar met type 289H en 289HH
Installatie
Alleen hiertoe bevoegd personeel mag een
regelaar installeren of er onderhoud aan
1. De druk/temperatuurgrenzen in deze installatiegids en beperkingen volgens van
toepassing zijnde normen of reglementen mogen niet overschreden worden.
2. Deze waarde is de ontlastdrukinstelling plus opgebouwde druk.
C
A
T
E
G
O
R
E I
Ë
N
T
Y
P
E
V
L
O
E
S I
T
S
E
P
1
I
(1)(2)
(1)
www.FISHERregulators.com
uitvoeren. Regelaars moeten geïnstalleerd,
bediend
en
overeenkomstig internationale en toepasselijke
reglementen en voorschriften en de instructies
van Fisher.
BIJ gebruik van gevaarlijke en ontvlambare stoffen
moet er een pijp of vent gepaatst worden om de
stoffen af te voeren naar een plaats ver genoeg
vande gebouwen en vensters , eventueel in een
goed geventileerde ruimte of gesloten tank.
Lichamelijk letsel, beschadiging van de apparatuur
of lekkage als gevolg van ontsnappende medium
of het barsten van onder druk staande onderdelen
kan ontstaan als deze regelaar onder overdruk
staat of geïnstalleerd is op een plaats waar de
bedrijfstoestanden de in het hoofdstuk
Specificaties opgegeven grenzen kunnen
overschrijden, of waar nominale waarden van de
O
F
aangrenzende buizen of buisverbindingen
overschreden worden.
Om letsel of schade te voorkomen, moeten
ontlastvoorzieningen
aangebracht worden (zoals vereist door het
betreffende reglement, voorschrift of de
betreffende norm) om te voorkomen dat de
bedrijfstoestanden de grenzen overschrijden.
Verder kan fysieke beschadiging van de regelaar
lichamelijk letsel en materiële schade als gevolg
van ontsnappende medium veroorzaken. Om
letsel en schade te voorkomen, moet de regelaar
op een veilige plaats geïnstalleerd worden.
Reinig alle pijpleidingen alvorens de regelaar te installeren en
controleer of de regelaar tijdens het vervoer niet beschadigd is en
of er geen ongewenst materiaal in is opgehoopt. Breng bij NPT-
constructies borgmiddel aan op de buitenschroefdraad. Gebruik bij
flensconstructies geschikte pakkingen en pas goedgekeurde
verbindings- en boutmethodes toe. Installeer de regelaar in elke
gewenste positie, tenzij anders wordt aangegeven, maar zorg dat
de stroom door de constructie in de richting van de pijl op de
constructie gaat.
Het is belangrijk dat de regelaar zodanig geïnstalleerd
wordt dat de ontluchtingsopening in de veerbehuizing
nooit geblokkeerd is. Bij installaties buitenshuis moet
de regelaar uit de buurt van verkeer aangebracht
worden en zodanig geplaatst worden dat water, ijs
en ander ongewenst materiaal de veerbehuizing niet
via de ontluchtingsopening kan binnendringen. Plaats
de regelaar niet onder dakranden of regenpijpen, en
zorg dat hij zich boven het mogelijk peil van de
sneeuw bevindt.
Bij de installatie van type 289H, 289HH en 289L ontlastkleppen moet
de ontluchtingsopening in de veerbehuizing dichtgestopt worden of
ongeboord blijven zodat de pitotbuis goed kan werken.
Overdrukbeveiliging
De aanbevolen drukbegrenzingen zijn op het naamplaatje van de
regelaar gedrukt. Overdrukbeveiliging is nodig als de werkelijke
inlaatdruk de nominale maximale uitlaatdruk tijdens bedrijf overschrijdt.
Overdrukbeveiliging moet ook worden voorzien als de inlaatdruk
van de regelaar hoger is dan de veilige bedrijfsdruk van de apparatuur
aan stroomafwaartse zijde.
Gebruik van de regelaar onder de maximale drukgrenzen sluit de
mogelijkheid van beschadiging door externe bronnen of vuil in de
leiding niet uit. De regelaar moet na iedere overdruksituatie op
beschadiging geïnspecteerd worden en is geen ASME
veiligheidsklep.
289 Serie
onderhouden
worden
of
drukbegrenzers
Opmerking