Bijlage B – De
draadpositie testen
1. Let terwijl uw maaier de draad volgt op deze mogelijke situaties:
a. De draad loopt te dicht bij obstakels
Als de maaier een obstakel ontmoet terwijl hij de draad volgt, zal hij
het omzeilen. Plaats de draad in dat geval verder van het obstakel,
zodat de maaier het kan ontwijken zonder de draad te verlaten.
b. De draad loopt te dicht bij de rand van het gazon
Als de maaier van de rand van het gazon valt terwijl hij de draad
volgt, moet u de draad verder van de rand plaatsen.
c. De draad loopt te ver van obstakels en/of de rand van het gazon
Uw maaier bezit het unieke vermogen om zeer dicht bij obstakels
en bij de rand van uw gazon te komen. Als u zones ziet waar niet zo
grondig gemaaid is als u wenst, plaatst u de draad gewoon verder
naar buiten. Let alleen op dat u situaties "a & b" vermijdt.
d. Ruw of moeilijk terrein
Als u zones ziet waar de maaier weinig tractie heeft of moeite
heeft om nauwkeurig te maneuvreren, zult u de draad op die
plaatsen waarschijnlijk moeten aanpassen. Zeer losse of zanderige
grond, rotsachtig of geworteld terrein, en/of zeer ongelijkmatige
oppervlakken kunnen de kans vergroten dat uw maaier vast komt
te zitten en niet elke keer betrouwbaar terug kan keren naar het
Laadstation om op te laden. Zones die bij droog weer al erg moeilijk
zijn, zullen dat na zware regenval waarschijnlijk nog meer zijn.
2. Om aanpassingen aan de draad te testen, drukt u op de Stop-bediening
en draagt u de maaier naar een plaats op de draad op ongeveer 3 m
voor de aangepaste zone. Stuur de maaier weer naar het basisstation.
Herhaal dit zo vaak en op zoveel plaatsen als nodig is om de maaier vlot
de volledige perimeter te doen volgen.
3. Zodra de maaier de hele perimeter heeft afgelegd, dokt hij in
het Laadstation.
53