Klimaatklasse
Het koelapparaat is vervaardigd voor
een bepaalde klimaatklasse (omgevings-
temperatuurbereik) waar de kamertem-
peratuur niet boven of onder mag liggen.
De klimaatklasse staat aangegeven op
het typeplaatje aan de binnenkant van
het koelapparaat.
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
SN-ST
SN-T
Als de omgevingstemperatuur lager is,
staat de compressor langer stil. Dat kan
hogere temperaturen in het koelappa-
raat veroorzaken en dus tot gevolgscha-
de leiden.
Omgevingstem-
peratuur
10 tot 32 °C
16 tot 32 °C
16 tot 38 °C
16 tot 43 °C
10 tot 38 °C
10 tot 43 °C
Ventilatie-eisen
Pas op voor brand en beschadi-
ging door onvoldoende ventilatie.
Als het koelapparaat niet voldoende
wordt geventileerd, schakelt de com-
pressor steeds vaker en steeds langer
in. Daardoor stijgen het energiever-
bruik en de temperatuur van de com-
pressor. Deze kan hierdoor bescha-
digd raken.
Zorg voor voldoende ventilatie voor
het koelapparaat.
Houd dus beslist de aangegeven af-
metingen voor de ventilatie-ope-
ningen aan.
De ventilatie-openingen mogen niet
worden afgedekt of geblokkeerd.
Bovendien moeten ze regelmatig van
stof worden ontdaan.
De lucht op de achterwand van het
koelapparaat wordt warm. Daarom moet
een probleemloze luchtstroom worden
gegarandeerd (zie paragraaf "Afme-
tingen van het apparaat").
Plaatsing van meerdere koelap-
paraten
Pas op voor beschadiging door
condens op de buitenwanden van het
koelapparaat.
Bij een hoge luchtvochtigheid kan
zich condens vormen tussen de bui-
tenwanden van het koelapparaat. Dat
kan corrosie veroorzaken.
Plaats een koelapparaat in principe
nooit direct naast andere koelappa-
raten.
Houd een afstand van ten minste
70 mm aan tussen de koelapparaten.
Installatie
17