Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder
te maken.
–1 LW
1
Geef de opties voor belichtingscorrectie weer.
Druk op 2 (E) om de opties voor
belichtingscorrectie weer te geven.
2
Kies een waarde.
Gebruik de multi-selector om uit
waarden tussen –3 LW (onderbelichting)
en +3 LW (overbelichting) in stappen
van
LW te kiezen. In het algemeen
/
1
3
maken positieve waarden het beeld
helderder, terwijl negatieve waarden
het beeld donkerder maken.
De normale belichting kan worden hersteld door de
belichtingscorrectie in te stellen op ±0. In de standen P, S en A wordt
de belichtingscorrectie niet ongedaan gemaakt wanneer de camera
wordt uitgeschakeld.
A
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie werkt het best in combinatie met centrumgerichte
meting of spotmeting (0 166).
A
De ingebouwde flitser
Bij gebruik met de ingebouwde flitser heeft belichtingscorrectie zowel
invloed op de achtergrondbelichting als de flitssterkte.
Geen correctie
+1 LW
t
101