Besturing - bedieningselementen
Bediening van de apparaatbesturing
Parameter
Lasstroom
Parameter-tijden
Parameter-stromen
Frequentie, balance
Lasvermogen
Lasspanning
Zodra er na het lassen bij weergave van de hold-waarden instellingen wijzigen (bijv. de lasstroom), scha-
kelt de display om naar de betreffende instelwaarden.
mogelijk
niet mogelijk
De tijdens het principeschema van de apparaatbediening in te stellen parameters zijn van de
geselecteerde lasopdracht afhankelijk. Dit betekent dat wanneer er bijv. geen pulsvariant is geselecteerd
er ook in het principeschema geen pulstijden zijn in te stellen.
4.2.1
Lasstroominstelling (absoluut/procentueel)
De lasstroominstellingen voor start-, daal-, eind- en hotstartstroom kunnen procentueel afhankelijk van de
hoofdstoom AMP of absoluut worden ingesteld. De selectie wordt in het apparaatconfiguratiemenu uitge-
voerd met parameter
4.3
Bediening van de apparaatbesturing
4.3.1
Hoofdweergave
Na het inschakelen van het apparaat of beëindigen van een instelling schakelt de apparaatbesturing om
naar de hoofdweergave. Dit betekent dat eerder geselecteerde instellingen worden overgenomen (door
signaallampjes worden weergegeven) en de instelwaarde van stroomsterkte (A) in het linker lasgege-
vensdisplay wordt weergegeven. In het rechterdisplay wordt de voorgeselecteerde instelwaarde van de
lasspanning (V) of de werkelijke waarde van lasvermogen (kW) weergegeven. De besturing schakelt na
4 sec. weer terug naar de hoofdweergave.
4.3.2
Het lasvermogen instellen
De instelling van het lasvermogen wordt met de besturingsknop uitgevoerd. Daarnaast kunt u de parame-
ters in functieverloop of instellingen in verschillende apparaatmenu's aanpassen.
4.3.3
Instelling van lasparameters in functieverloop
De instelling van een lasparameter wordt uitgevoerd met een korte druk op de besturingsknop (keuze van
het functieverloop) en vervolgens door het draaien van de knop (navigatie naar de gewenste parameter).
Door nogmaals de knop in te drukken wordt de geselecteerd parameter voor instelling geactiveerd (pa-
rameterwaarde en desbetreffende signaallampje knipperen). Door de knop te draaien wordt de parame-
terwaarde ingesteld.
Tijdens de instelling van de lasparameter knippert de in te stellen parameterwaarde op het linkerdisplay.
In het rechterdisplay wordt een parameterafkorting of een afwijking van de vooraf ingestelde parameter-
waarde omhoog of omlaag met een symbool weergegeven:
Display
12
Vóór het lassen
(instelwaarden)
"rechterdisplay"
> zie hoofdstuk 5.6.
Betekenis
Parameterwaarde verhogen
Om de fabrieksinstellingen weer te bereiken.
Fabrieksinsteling (voorbeeld waarde = 20)
De parameterwaarde is optimaal ingesteld.
Parameterwaarde verlagen
Om de fabrieksinstellingen weer te bereiken.
Tijdens het lassen
(werkelijke waarden)
Na het lassen
(hold-waarden)
099-00T406-EW505
14.07.2020