5. Verwijder de vuldoppen. Giet langzaam accuzuur in
elke cel totdat het zuurpeil tot aan de VOL-streep
staat Plaats de vuldoppen terug.
Belangrijk: Laat de accu niet te vol worden.
Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over
andere delen van het voertuig. Dit kan ernstige
corrosie en beschadiging veroorzaken.
6. Monteer de accu; zie Accu monteren, Onderhoud
elektrisch systeem , bladz. 31.
8
Toespoor van voorwielen
afstellen
Geen onderdelen vereist
Procedure
De voorwielen moeten een toespoor van 3-16 mm
hebben met de volgende parameters:
• De banden moeten een spanning van 83 kPa (12 psi)
hebben.
• De rijhoogte moet correct zijn voordat het toespoor
wordt afgesteld; zie Voorwielophanging instellen in
Onderhoud , bladz. 26.
• U moet het voertuig een paar keer naar voren en
achteren laten rijden om de A-armen te ontspannen.
• Meet het toespoor terwijl de wielen recht naar
voren zijn gericht en een persoon met een
gewicht van 79-102 kg heeft plaatsgenomen op de
bestuurdersstoel.
Opmerking: De bestuurder moet naar de
meetplaats rijden en op de stoel blijven zitten terwijl
de rijhoogte wordt gemeten.
Als het voertuig meestal met een middelzware of
zware lading wordt gebruikt, moet u het toespoor op
een hogere waarde in het aanbevolen bereik afstellen.
Als het voertuig meestal met een lichte lading wordt
gebruikt, moet u het toespoor op een lagere waarde
in het aanbevolen bereik afstellen.
1. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de
wielen (Figuur 11). De afstand aan de achterkant
van de voorwielen ter hoogte van de as moet
worden gemeten met behulp van een spanklem
of een uitlijnmaat. Gebruik dezelfde spanklem of
uitlijnmaat om de afstand aan de voorkant van de
voorwielen ter hoogte van de as te meten (Figuur 11).
1. Hart-op-hart-afstand -
achterkant wielen
2. Hart-op-hart-afstand–-
voorkant wielen
3. Middellijn van as
2. Als de afstand buiten het gespecificeerde bereik
valt (zie de maten en parameters bij het begin van
deze procedure), moet u de contramoeren aan
beide uiteinden van de spoorstangen losdraaien
(Figuur 45).
1. Contramoer
3. Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde van
het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.
4. Draai de contramoeren van de spoorstang weer vast
als de afstelling correct is.
5. Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig
kan uitslaan.
15
Figuur 11
4. Spanklem
5. Afstand middellijn van as
6. 15 cm liniaal
Figuur 12
2. Spoorstang