8.4.4 Vorstbeveiliging
Het toestel moet in een vorstvrije ruimte
worden opgesteld i.v.m. mogelijke bevrie-
zing van de condensafvoerleiding. Als
het c.v.-water in het toestel te ver in tem-
peratuur daalt, treedt de ingebouwde toe-
stelbeveiliging in werking. Deze werkt als
volgt, als de watertemperatuur:
- lager is dan 7°C, wordt de circulatie-
pomp ingeschakeld
- lager is dan 3°C, wordt de ketel inge-
schakeld
- hoger is dan 10°C, wordt de ketel
uitgeschakeld en draait de circulatie-
pomp 15 min. na
9
INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE GASTECHNISCHE INSTALLATEUR
9.1 Gasaansluiting
Het toestel is geschikt voor het stoken
van aardgas L, categorie I
moet op de gasleiding worden aange-
sloten overeenkomstig de in de NEN
1078 gestelde eisen. In de nabijheid van
het toestel dient een gashoofdkraan te
worden opgenomen. De gasaansluiting
bevindt zich aan de onderzijde van het
toestel en is uitgevoerd in Ø 15 mm
(zie Afb 02). Voor het aansluiten op
de gasleiding kunt u de knelkoppeling
uit de accessoire set van Remeha
gebruiken. De knelkoppeling is standaard
in het Remeha montageframe verwerkt
(zie Afb 08).
Wij adviseren om in de gastoevoerleiding
een gasfilter te installeren om vervuiling
van het gasblok te voorkomen.
. Het toestel
2L
43
Let op: Dit is dus alleen een bevei-
liging voor de ketel en niet voor de
installatie.
In vorstgevaarlijke ruimtes is het aan
te bevelen een vorstthermostaat (Tv) te
plaatsen en parallel aan de kamerther-
mostaat (Tk) aan te sluiten op de klem-
men 2 en 3 van de aansluitconnector.
Wanneer de vorstthermostaat inschakelt,
komt het toestel in bedrijf met als
begrenzing de geprogrammeerde maxi-
mum aanvoertemperatuur. Dit gebeurt
ook als een modulerende ruimteregelaar
is aangesloten.
9.2 Gasdrukken
De vereiste gasvoordruk bedraagt 20 tot
30 mbar (nominaal 25 mbar, overeen-
komstig de keuringseisen).
9.3 Gas-/luchtverhoudingsregeling
Het toestel is voorzien van een gas-/
luchtverhoudingsregeling. De brander-
drukinstelling voor aardgas (L) is in de
fabriek uitgevoerd en hoeft in principe
niet nageregeld te worden.
Doel van deze regeling is, dat bij
een variërende belasting de verhouding
tussen de gas- en luchthoeveelheid in
de brander altijd zo optimaal mogelijk
gehouden wordt. Hiermee wordt een
schone en betrouwbare verbranding
zekergesteld over het gehele belastings-
bereik. Tevens wordt hiermee een hoog
deellastrendement bereikt.