2
Elektrische aansluiting - Algemeen
2.1 Systeemopbouw
D
5
2
4
C
A
Afb. 1: Systeemopbouw
A: Warmtepomp
B: Onderverdeling (in gebouw)
C: Elektrische verwarmingsstaaf
D: Buitenvoeler
1: Netaansluiting warmtepomp
2: Netaansluiting bijverwarming
3: Netaansluiting besturing Smart-Control
4: Potentiaalvrij EVU-signaal voor Smart-Control
5: Sensorleiding buitenvoeler
WAARSCHUWING!
Alle elektrische leidingen moet gekozen worden
volgens VDE voorschriften .
1
3
B
2.2 Algemene instructies
n
Afhankelijk van de uitvoering moeten er meer-
dere netaansluitingen van de verdeling naar de
warmtepomp gelegd worden. Zie hoofdstuk
"Elektrische aansluiting WSP".
n
In het hoofdstuk "Overzicht van de klemmen-
toewijzing" in deze handleiding bevindt zich het
aansluitschema en in het hoofdstuk "Elektri-
sche aansluitschema's" de betreffende sche-
ma's.
n
Mocht er een bijverwarming in de warmtepomp
nodig zijn, moet een driefasige 400V / 3~/50
Hz stroomvoorziening naar de binnenunit aan-
gebracht worden.
n
De voedingsspanning van de Smart-Control
mag bij een spertijd via de energieleverancier
niet worden uitgeschakeld (vorstbeveiliging).
n
De Smart Control heeft informatie nodig van
het energiebedrijf of een vrijgave of spertijd is
ingeschakeld (contact S16). Hiervoor moet
vanuit de gebruiker een schakelbaar contact
ter beschikking worden gesteld. (Contact
gesloten betekent vrijgave, contact open bete-
kent spertijd).
n
Voor het gebruik van warmtepompen worden
door het energiebedrijf (EB) wellicht speciale
tarieven aangeboden.
n
Informeer bij het plaatselijke energiebedrijf
welke mogelijkheden er zijn.
GEVAAR!
De elektrische installatie moet door een gespe-
cialiseerd bedrijf worden uitgevoerd!
WAARSCHUWING!
Volg te allen tijde de geldende voorschriften
(VDE) en de bepalingen van de TAB 2007 op.
De omvang en het soort beveiliging staan in de
technische gegevens vermeld.
7