5.
Zet de ontluchtingsplug bovenaan het
brandstoffilter/waterafscheider los
Figuur 74
1. Ontluchtingsplug
6.
Draai het contactsleuteltje van de
starterschakelaar naar de stand A
Opmerking:
De elektrische brandstofpomp
zal lucht bij de ontluchtingsplug naar buiten
beginnen te duwen. Laat het sleuteltje op A
staan totdat er een volle straal brandstof bij de
ontluchtingsplug naar buiten komt.
7.
Maak de ontluchtingsplug vast en draai de
starterschakelaar naar U
8.
Zet de opvangbak onder het motorgedeelte met
de brandstofinjectiepomp
(Figuur
74).
g028218
2. Bovenkant van de
brandstof/waterscheider
.
AN
AN
(Figuur
74).
IT
(Figuur
75).
1. Ontluchtingsschroef (brandstofinjectiepomp)
9.
Draai de ontluchtingsschroef op de
brandstofinjectiepomp open
10.
Draai het sleuteltje in de starterschakelaar op
A
.
AN
Opmerking:
begint te werken. Hierbij komt er lucht bij de
brandstofinjectiepomp naar buiten.
11.
Laat het sleuteltje op A
volle straal brandstof bij de ontluchtingsschroef
naar buiten komt
12.
Zet de ontluchtingsschroef
en draai het sleuteltje op Uit.
Opmerking:
Normaal gesproken zal de motor
starten nadat u het brandstofsysteem hebt ontlucht.
Indien de motor echter niet start, kan er lucht tussen
de injectiepomp en de injectors zitten; zie
ontluchten (bladz.
60).
Injectors ontluchten
U mag deze procedure uitsluitend uitvoeren nadat u
het brandstofsysteem hebt ontlucht en de motor niet
start; zie
Het brandstofsysteem ontluchten (bladz.
1.
Plaats een opvangbak onder de rechterzijde van
de motor.
2.
Zet de buismoer van brandstofverstuiver nr. 1
en de houder los.
3.
Zet de gashendel op S
4.
Draai het sleuteltje naar de stand S
hoe de brandstof om de connector stroomt.
5.
Draai het sleuteltje op U
ononderbroken straal brandstof ziet.
6.
Draai de buismoer vast.
60
Figuur 75
(Figuur
75).
De elektrische brandstofpomp
staan totdat er een
AN
(Figuur
75).
(Figuur
75) weer vast
Injectors
.
NEL
TART
wanneer u een
IT
g028217
59).
en kijk