3 Functies en opbouw
Schakelomschrijving van de aardingsvoorziening
De contactors Q3 en Q4 vormen de aardingsvoorziening (zie hoofdstuk 3.2.1, pagina 15). De contactors Q3 en
Q4 worden gestuurd door de beide multifunctionele relais van de Sunny Island. De contactor Q3 wordt parallel met
contactor Q2 van de koppelschakelaar aangestuurd. Als de contactor Q2 in de ruststand terugvalt en de
koppelschakelaar wordt geopend, verbindt de contactor Q3 de nulleider in het noodstroomnet met de aardleiding.
Daarnaast wordt de contactor Q4 gestuurd door de multifunctionele relais Relay2 van de Sunny Island. Als het
multifunctionele relais Relay2 aantrekt, trekt de contactor Q4 aan en verbindt eveneens de nulleider met de
aardleiding. Deze opbouw garandeert dat de nulleider van het noodstroomnet altijd met aarde is verbonden.
3.3
Fasekoppeling voor eenfasige noodstroomsystemen
Bij eenfasige noodstroomsystemen is bij uitval van het openbare stroomnet het noodstroomnet eenfasig. Als het
noodstroomnet driefasig is geïnstalleerd, kan slechts een deel van de verbruikers van stroom worden voorzien.
De fasekoppeling maakt een samenvatting van de fasedraden binnen het noodstroomnet mogelijk. Daardoor worden
ook de beide andere fasedraden van spanning voorzien. Dat betekent dat bij een uitval van het openbare stroomnet
een driefasig noodstroomnet in een eenfasig verdeelnet wordt veranderd.
De fasekoppeling kan voor de andere fasedraden onafhankelijk worden ingeschakeld. De fasekoppeling is uitsluitend
geschikt voor noodstroomsystemen met eenfasige PV-omvormers en eenfasige verbruikers.
Schakelbeschrijving van de fasekoppeling
De contactor Q6 vormt de fasekoppeling (zie hoofdstuk 3.2.1, pagina 15). Als bij de Sunny Island het
multifunctionele relais Relay2 aantrekt, trekt de contactor Q6 aan en verbindt de spanningsloze fasedraden via de
leidingbeveiligingsschakelaars F3 en F4 met de onder spanning staande fasedraad.
Als het openbare stroomnet uitvalt, wordt eerst de met de Sunny Island verbonden fasedraad van spanning voorzien.
Vervolgens schakelt de fasekoppeling de beide andere fasedraden erbij. Zodra het openbare stroomnet weer
beschikbaar is, scheidt de fasekoppeling de samengevatte fasedraden weer. Alleen de fasedraad die met de
Sunny Island is verbonden, wordt niet onderbroken als de verbinding met het openbare stroomnet weer wordt
hersteld.
3.4
Vereisten van de VDE-toepassingsregel 2510-2
Deze vereisten gelden alleen voor systemen die over alle volgende eigenschappen beschikken:
• Het systeem is een systeem met optimalisering van het eigen verbruik (SMA Flexible Storage System) of een
systeem met optimalisering van het eigen verbruik en noodstroomfunctie (noodstroomsysteem).
• De netwerkexploitant of de ter plaatse geldige normen en richtlijnen vereisen de naleving van deze
toepassingsregel.
Op dit moment eisen alleen de netwerkexploitanten in Duitsland dat deze toepassingsregel wordt aangehouden.
Volgens het toepassingsbereik van de VDE-toepassingsregel 2510-2 geldt een systeem als compleet
energieopslagsysteem van een fabrikant wanneer uitsluitend door de fabrikant vrijgegeven producten worden gebruikt
(zie Technische informatie "List of Approved Batteries", voor een noodstroomsysteem extra, zie planningshandleiding
"SMA Flexible Storage System met noodstroomfunctie", voor een SMA Flexible Storage System extra, zie
planningshandleiding). Als producten worden gebruikt die niet door SMA Solar Technology AG zijn vrijgegeven,
wordt diegene die de installatie verricht de producent van het systeem.
Aan de vereisten van de VDE-toepassingsregel 2510-2 wordt voldaan als de installatie volgens de documentatie van
de Sunny Island wordt uitgevoerd.
18
SI44M-80H-12-BBF-IA-nl-10
SMA Solar Technology AG
Systeembeschrijving