6
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.1
Aantekeningen over de veiligheid bij de eerste inbedrijfstelling
De eerste inbedrijfstelling van de brander moet
uitgevoerd worden door bevoegd personeel vol-
gens de uitleg in deze handleiding en conform de
OPGELET
van kracht zijnde normen en wetsbepalingen.
6.2
Afstellingen vóór de ontsteking
Controleer de regeling van de kop zoals wordt aangeduid op
pag. 15.
Controleer de regeling van de luchtklep zoals wordt aange-
duid op pag. 15.
Open de manuele ventielen vóór de gasstraat langzaam.
Regel de luchtdrukschakelaar (Afb. 19) op het schaalmini-
mum.
Ontlucht de gasleiding.
6.3
Regeling van de verbranding
Conform de EN 676, moeten de montage van de brander op de
ketel, de regeling en de test worden uitgevoerd volgens de hand-
leiding van de ketel. Hieronder valt ook de controle van de CO en
EN 676
GAS
G 20
G 25
G 30
G 31
6.4
Luchtdrukschakelaar
Voer de regeling van de luchtdrukschakelaar (Afb. 19) uit nadat
alle andere branderafstellingen werden uitgevoerd, met de lucht-
drukschakelaar afgesteld op het begin van de schaal.
Draai de knop rechtsom wanneer de brander aan het minimum
vermogen werkt, zodat de waarde vergroot tot de brander wordt
uitgeschakeld.
Draai daarna de knop in tegenwijzerszin voor een waarde die ge-
lijk is aan 20% van de geregelde waarde, en controleer vervol-
gens de correcte ontsteking van de brander. Wanneer de
brander opnieuw wordt vergrendeld, draait u de knop nog een be-
etje in tegenwijzerszin.
Volgens de norm moet de luchtdrukschakelaar
beletten dat de luchtdruk onder 80% van de afstel-
lingswaarde komt, en dat het CO gehalte van de
rook 1% overschrijdt (10.000 ppm).
OPGELET
Om dit te controleren, plaatst u een verbrandings-
analysator in het rookkanaal, sluit u langzaam de
aanzuigmond van de ventilator (bijvoorbeeld met
een karton) en controleert u of de vergrendeling
van de brander gebeurt voordat het CO gehalte
1% overschrijdt.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
CO2 max.
theoretisch
= 1,2
0 % O2
11,7
9,7
11,5
9,5
14,0
11,6
13,7
11,4
OPGELET
OPGELET
Er wordt aangeraden om de afgelaten lucht met een plastic
leiding buiten het gebouw te brengen tot men het gas ruikt.
VOORZICHTIG
CO2 in de rookgassen, de temperatuur van de rookgassen en de
gemiddelde temperatuur van het water van de ketel.
Het is aangeraden de brander af te stellen volgens de aanwijzin-
gen in de tabel Tab. F, in functie van het gebruikte type van gas.
Teveel aan lucht: max. vermogen 1,2 – min. vermogen 1,3
Instelling CO2 %
= 1,3
9,0
8,8
10,7
10,5
21
NL
Controleer of de mechanismen voor regeling, be-
diening en veiligheid correct functioneren.
Voordat de brander wordt ingeschakeld, wordt
verwezen naar paragraaf
con met gastoevoer gesloten" op pag. 23.
Voordat de brander wordt ingeschakeld, wordt
aanbevolen om de gasstraat zodanig af te stellen
dat de ontsteking plaatsvindt in optimale veilig-
heidsomstandigheden en dus met een klein gas-
debiet.
CO
mg/kWu
100
100
100
100
D7404
'Veiligheidstest -
NOx
mg/kWu
170
170
230
230
Tab. F
Afb. 19
20063810