8. ALPHAx-functies
8.1 Gebruik van de automatische nachtverlaging
Afb. 23 Automatische nachtverlaging geactiveerd met de
groene lichtbalk aan
Waarschuwing
Gebruik de automatische nachtverlaging niet voor
pompen die ingebouwd zijn in gasboilers met een
klein watervolume.
Gebruik de automatische nachtverlaging niet wan-
Voorzichtig
neer de pomp in de retourleiding van het verwar-
mingssysteem is geïnstalleerd.
Als u toerental I, II of III hebt geselecteerd, is de
N.B.
automatische nachtverlaging uitgeschakeld.
U hoeft niet de automatische nachtverlaging opnieuw
in te schakelen als de voedingsspanning is uitge-
schakeld.
Als de voedingsspanning wordt uitgeschakeld wan-
neer de pomp op de curve voor automatische nacht-
verlaging draait, start de pomp in normaal bedrijf. Zie
N.B.
paragraaf
10. Pompinstellingen en
De pomp schakelt terug naar de curve voor automati-
sche nachtverlaging wanneer weer aan de omstan-
digheden voor automatische nachtverlaging wordt
voldaan. Zie paragraaf
sche
nachtverlaging.
Als het verwarmingssysteem te weinig warmte geeft,
N.B.
controleer dan of de automatische nachtinstelling is
ingeschakeld. Zo ja, schakel de functie dan uit.
Om te zorgen voor een optimale werking van de automatische
nachtverlaging moet aan de volgende voorwaarden worden vol-
daan:
•
De pomp moet in de aanvoerleiding worden geïnstalleerd. Zie
afb. 23, pos. A.
•
De boiler moet zijn voorzien van een automatische regeling
van de vloeistoftemperatuur.
Schakel de automatische nachtverlaging in door op
ken. Zie paragraaf
6.5 Toets om de automatische nachtverlaging
in of uit te
schakelen.
Lampje in
laat zien dat de automatische nachtverlaging actief
is.
14
pompcapaciteit.
8.2 Werking van de automati-
te druk-
8.2 Werking van de automatische nachtverlaging
Als u de automatische nachverlaging hebt ingeschakeld, schakelt
de pomp automatisch tussen normaal bedrijf en nachtverlaging.
Zie paragraaf
10. Pompinstellingen en
Overschakelen tussen normaal bedrijf en nachtverlaging hangt af
van de temperatuur van de aanvoerleiding.
De pomp schakelt automatisch over op nachtbedrijf wanneer er in
de aanvoerleiding binnen ongeveer twee uur een temperatuurda-
ling van meer dan 10 tot 15 °C wordt gemeten. De temperatuur-
daling moet ten minste 0,1 °C/min bedragen.
Omschakeling naar normaal bedrijf vindt plaats zonder tijdsver-
traging wanneer de temperatuur in de aanvoerleiding ongeveer
10 °C gestegen is.
8.3 Instellen van handmatige zomerstand
Selecteer de handmatige zomerstand vanaf model C.
In de handmatige zomerstand wordt de pomp uitgeschakeld om
energie te besparen en werkt alleen de elektronica. Om kalkaf-
zetting en verstopping van de pomp te voorkomen, wordt de
pomp regelmatig voor korte tijd ingeschakeld. Dit is een alterna-
tief voor het uitschakelen van de pomp als het risico van kalkaf-
zetting bestaat.
Als de pomp wordt uitgeschakeld door de voedings-
spanning uit te schakelen, bestaat het risico op kalk-
N.B.
afzetting bij langdurige stilstand.
De pomp geeft E1 aan bij inschakeling.
In de handmatige zomerstand wordt de pomp automatisch regel-
matig ingeschakeld op laag toerental om blokkering van de rotor
te voorkomen. Het display wordt uitgeschakeld.
Als zich alarmen voordoen tijdens de handmatige zomerstand,
worden deze niet weergegeven. Als de handmatige zomerstand
weer wordt gedeactiveerd, worden alleen de actuele alarmen
weergegeven.
Als de automatische nachtverlagingsmodus is ingeschakeld voor-
dat de handmatige zomerstand werd ingesteld, gaat de pomp
terug naar de automatische nachtverlagingsmodus na de hand-
matige zomerstand.
8.3.1 Inschakelen van handmatige zomerstand
Activeer de handmatige zomerstand door 3 tot 10 seconden lang
op de toets voor de automatische nachtverlaging te drukken. Zie
afb. 23. De groene lichtbalk knippert snel en na korte tijd wordt
het display uitgeschakeld en gaat de groene lichtbalk
zaam knipperen.
Afb. 24 Toets voor automatische nachtverlaging
8.3.2 Uitschakelen van handmatige zomerstand
U schakelt de handmatige zomerstand uit door op een willekeu-
rige toets te drukken. De pomp gaat dan terug naar de vooraf-
gaande modus en instelling.
8.4 Droogloopbeveiliging
De droogloopbeveiliging beschermt de pomp tegen drooglopen
tijdens start en normaal bedrijf. Zie paragraaf
storingen.
Tijdens de eerste start en in het geval van drooglo-
pen, blijft de pomp 30 minuten lang werken voordat
N.B.
foutcode E4 wordt weergegeven.
pompcapaciteit.
lang-
11. Opsporen van