4. Ontkoppel de kabel van de achterventilatoreenheid van de desbetreffende aansluiting op de
systeemplaat. Zie "Onderdelen op de systeemplaat" op pagina 11.
5. De ventilatoreenheid aan de achterzijde zit met vier rubberen koppelingen vast aan het chassis.
Verwijder de achterste ventilatoreenheid door de rubberen koppelingen te breken of door te knippen
en hem voorzichtig uit het chassis te trekken.
Opmerking: De nieuwe ventilatoreenheid heeft vier nieuwe rubberen koppelingen.
Figuur 34. De ventilatoreenheid aan de achterzijde verwijderen
6. Installeer de nieuwe ventilatoreenheid door de nieuwe rubberen koppelingen vóór de overeenkomstige
gaten in het chassis te houden en de koppelingen door de gaten heen te drukken.
.
Hoofdstuk 4
Hardware installeren en vervangen
47