2
Verplaats de cursor naar "Print Quality"
(afdrukkwaliteit) door te drukken op de knop F of f ,
en druk dan op de knop g.
Het apparaat staat nu in filmkeuzemodus.
3
Selecteer "Standard Film" (standaardfilm) of
"Mammo Film" (mammografiefilm) als doel voor het
registreren van waarden met de knop F of f. Druk dan
op de knop g.
Het apparaat staat nu in gammaselectiemodus.
4
Verplaats met de knop F of f de cursor naar de
gammacurve waarvoor u aanpassingen wilt
doorvoeren. Druk dan op de knop g.
Het apparaat staat nu in beeldaanpassingmodus.
5
Druk op de knop g.
Het apparaat staat nu in scherpteaanpassingmodus.
6
Selecteer het gewenste niveau door op de knop F of f
te drukken.
De scherpte kan ingesteld worden van 1 - 16 of op
OFF (uit). De standaardinstelling is OFF.
Drukt u op de knop F dan verhoogt u de
scherptewaarde. Hierdoor worden de contouren van
de afdrukken benadrukt.
Drukt u op de knop f dan verlaagt u de
scherptewaarde. Hierdoor worden de contouren van
de afdrukken minder nadrukkelijk.
Als u de scherpte hebt aangepast, drukt u een
dichtheidspatroon af en past u de waarde aan op grond
van het afgedrukte resultaat.
7
Druk op de knop EXEC (uitvoeren).
De scherpte-instelling wordt opgeslagen en het
apparaat gaat over op testpatroonafdrukmodus.
Huidige
scherpte
29
Menubediening