Inhoudsopgave
Advertenties
HOOFDSTUK 1.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1.5 GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
De machine is niet elektrisch geïsoleerd.
Bewaar een afstand van minstens 3 meter (10 voet) tussen elk deel van de ma-
chine en de inzittende en een elektrische leiding of een elektrisch apparaat met
een elektrische lading van minstens 50.000 Volt.
Voor elke verhoging van 30.000 volt of minder is het noodzakelijk 0,3 m (1 voet)
toe te voegen.
De minimale veilige werkafstand kan worden verkleind indien ter voorkoming
van aanraking isolerende afschermingen aanwezig zijn, als deze afschermingen
zijn afgestemd op de spanning van de te beschermen elektrische leidingen.
De afschermingen mogen geen deel uitmaken van de machine of ermee ver-
bonden zijn.
De minimale operationele veiligheidsafstand mag worden verkleind binnen de
operationele afmetingen die door de isolerende afschermingen worden
aangegeven. Deze afstand moet worden bepaald door een bevoegd persoon,
met inachtneming van de plaatselijke, federale en bedrijfsvoorschriften be-
treffende het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanning-
sapparatuur.
SPANNINGSBEREIK
(VAN FASE TOT FASE)
Van 0 tot 50 kV
Van meer dan 50 kV tot 200 kV
Van meer dan 200 kV tot 350 kV
Van meer dan 350 kV tot 500 kV
Van meer dan 500 kV tot 750 kV
Van meer dan 750 kV tot 1000 kV
OPMERKING: Deze minimale operationele veiligheidsafstanden moeten
worden toegepast, behalve in gevallen waarin de plaatselijke, federale of
bedrijfsvoorschriften strenger zijn.
8
MINIMALE OPERA-
TIONELE VEILIGHEIDSAF-
STANDEN m (voet)
3 (10)
5 (15)
6 (20)
8 (25)
11 (35)
14 (45)
1.6 GEVAAR VOOR KANTELEN
•
Vooraleer met de machine te rijden, moet de gebruiker
vertrouwd raken met de ondergrond van het werkterrein.
Overschrijd tijdens het rijden de toegestane hellingen of de
dwarshellingen niet.
•
Breng het platform niet omhoog en rijd niet met de machine
met het platform omhoog op een helling of op een
onregelmatige of zachte ondergrond.
•
Controleer de maximale draagwaarden van vloeren,
bruggen, vrachtwagens of andere oppervlakken, voordat u
daarop gaat rijden.
•
Overschrijd de maximale belasting van het opgetilde
platform niet
•
Verdeel de banden alleen over het liftcompartiment en doe
dit zonder
plotseling te laden en te lossen
•
Blijf met het chassis van de machine op minstens 0,6 m
afstand van gaten, oneffenheden, hellingen, obstakels, puin,
verborgen gaten en andere potentiële gevaren die zich op
de begane grond kunnen bevinden.
•
Probeer de machine niet als een kraan te gebruiken. Maak
de machine niet vast aan een andere aangrenzende
constructie.
•
Breng het platform niet omhoog bij wind of rukwinden
•
Vergroot het platform niet met uitbreidingen aan het bordes
of met niet toegestane aanvullingen. Als de aan de wind
blootgestelde oppervlakte van de machine groter wordt,
vermindert de stabiliteit.
•
Als de hoogwerker of het platform zo vast komt te zitten dat
een of meer wielen van de grond komen, is het noodzakelijk
dat de bestuurder van het platform naar beneden klimt
voordat men probeert de machine los te maken. Gebruik
een kraan, een vorkheftruck of andere geschikte apparatuur
om de machine te stabiliseren en het personeel van het
platform te laten afdalen.
•
Het is ten strengste verboden om het platform te betreden
en te verlaten wanneer het omhoog staat
9
Advertenties
Inhoudsopgave
