1
3
2
1
Technische veranderingen voorbehouden
3
2
26
5
4
7
6
27
28
m.b.t. c) Bodemklep
0 - 7 Instelarreteerinrichtingenvoor
zaadgoed met verschillende grotten
– telkens in de zaaitabel aangegeven -
stelhefboom (26/1).
Indien het bij het afdraaien – bij groot
uitvallende deeltjes zaaigoed – tot
"korreltoppen" en/of gebroken korrels komt,
dan 1 arreteerinrichting hoger dan in de
zaaitabel.
(bij graan, bij fijn zaad met reductie-
inzetstukken en bij raap in de uitlaatsysteem
langs boven bodemkleppositie "0".
Voor de instelling van de bodemkleppen in
de arreteerinrichting "1" – zie onderhoud.)
m.b.t. d) Reductie-inzetstukken voor fijn zaad
In de uitlaatsysteem langs beneden voor fijn
zaaigoed (bijv. raap) reductie-inzetstukken
ingelegd – voor de inbouw zie Afb.27+28:
1. De bodemkleppen openen (stelhefboom
arreteerinrichting "3").
2. Afsluitschuifventiel "open".
3. Het reductie-inzetstuk op het zaaiwiel
steken (Afb.27 en
4. in de richting van de zaadkast draaien
(Afb.28), tot
5. de aanslag van het reductie-inzetstuk
tegen het afsluitschuifventiel ligt.
6. De bodemkleppen in de positie "0"
plaatsen.
7. In de zaadkast grijpen en het reductie-
inzetstuk tegen het zaaiwiel drukken.
De reductie-inzetstukken zijn correct
gemonteerd wanneer zij tegen het
afsluitschuifventiel (28/5), tegen de
bodemklep (28/6) en tegen het zaaiwiel
(28/7) liggen.
Zaai-instelling:Bodemklep arreteerinrichting
"0" Afsluitschuifventiel "open"
14
11.2003
11.2003