De opnamescherpte instellen
(Sharpness)
U kunt bepalen of de opname scherpe of zachte contouren moet hebben.
4
1
Druk op de Menuknop in de opnamefunctie.
Het menu [A Rec. Mode] verschijnt.
2
Selecteer [Sharpness]
met de vierwegbesturing (23).
3
Verander de instelling van
x [Normal] (normaal) in z [Hard
(+)] of y [Soft (–)] (zacht) met de
vierwegbesturing (45).
Voor zachtere contouren kiest u (–). Voor
scherpere contouren kiest u (+).
4
Druk op de OK-knop.
De camera is gereed voor het maken van opnamen.
• Wijzigingen in de instelling van de scherpte zijn ongeldig in de functie d.
• De instelling van de opnamescherpte wordt bij uitschakeling van de camera
opgeslagen.
80
2, 3
1
4
Automatisch belichtingstrapje 1blz.58
MENU
R e c . M o d e
R e c o r d e d P i x e l s
Q u a l i t y L e v e l
W h i t e B a l a n c e
F o c u s i n g A r e a
A E M e t e r i n g
S e n s i t i v i t y
MENU
E x i t
R e c . M o d e
F l a s h E x p . C o m p .
D i g i t a l F i l t e r
D i g i t a l Z o o m
I n s t a n t R e v i e w
M e m o r y
S h a r p n e s s
MENU
E x i t
2 3 0 4
AWB
AUTO
OK
OK
R b c a C
0 . 0 0
x 4
1 sec
1 sec
OK
OK