5.10.12 Lastoorts (bedieningsvarianten)
Met dit apparaat kunnen verschillende toortsvarianten worden gebruikt.
Functies van de bedieningselementen, zoals toortsschakelaars (BRT), wipschakelaars of potentiometers
kunnen afzonderlijk via toortsmodi worden aangepast.
Verklaring van de tekens op de display:
Symbool
BRT 1
BRT 1
BRT 2
5.10.12.1 Toortsschakelaar tiptoetsen (tiptoetsfunctie)
Even indrukken van de toortsknop om een functiewijziging uit te voeren.
De ingestelde toortsmodus bepaalt de werkwijze van de tipfunctie.
5.10.13 Instelling toortsmodus en Up/Down-snelheid
De gebruiker beschikt over de modi 1 tot 4 en de modi 11 tot 14. De modi 11 tot 14 hebben dezelfde
functionele mogelijkheden als modi 1 tot 4, maar zonder tiptoetsfunctie voor de daalstroom.
De functionele mogelijkheden in de verschillende modi vindt u in de tabellen met de verschillende
lastoortsen.
In het apparaatconfiguratiemenu worden via parameter Toortsconfiguratie "
toortsmodi ingesteld.
Alleen de genoemde modi zijn zinvol voor de verschillende toortstypes.
099-000159-EW505
16.08.2016
Beschrijving
Druk op de toortsschakelaar
Druk kort op toortsschakelaar
Druk kort en vervolgens lang op de toortsschakelaar
Opbouw en functie
Inert-gastoevoer
" > zie hoofdstuk 5.15 de
51