Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluitwerkzaamheden - Weishaupt WWP L 8 IK-2 Montage- En Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

452161.69.05 · 07/2013 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP L 8 IK-2
7 Montage

7.5.2 Elektrische aansluitwerkzaamheden

1. De 4-aderige elektrische kabel voor het vermogensdeel van de warmtepomp wordt
van de stroommeter van de warmtepomp via de EVB-veiligheidsschakelaar (indien
vereist) in de warmtepomp geleid (voedingsspanning zie handleiding warmte-
pomp).
De spanningsvoorziening voor de warmtepomp moet worden voorzien van een al-
polige afschakeling met ten minste 3 mm contactopeningsafstand (bijv. EVB-vei-
ligheidsschakelaar, contactor) en een alpolige vermogensschakelaar met één uit-
schakeling voor alle buitenkabels (uitschakelstroom en karakteristiek volgens
toestelinformatie).
Bij het aansluiten moet het rechtse draaiveld van de lastvoeding gegarandeerd
worden L1; L2; L3.
OPGELET!
ACHTUNG
Let op het rechtsdraaiende veld: Bij een verkeerde bedrading wordt het opstarten van
de warmtepomp verhinderd. Een desbetreffende aanwijzing wordt in de
warmtepompmanager weergegeven (bedrading aanpassen).
2. De 3-aderige elektrische kabel voor de warmtepompmanager (verwarmingsrege-
laar N1) wordt in de warmtepomp geleid.
De stuurspanning moet conform het typeplaatje beveiligd worden.De kabel (L/N/
PE ~230V, 50 Hz) voor de WPM moet onder permanente spanning zijn en moet
om deze reden voor de EVB-veiligheidsschakelaar afgetakt resp. op de huishou-
dingsstroom aangesloten worden, omdat anders gedurende de energiebedrijfs-
blokkering belangrijke beveiligingsfuncties buiten werking zijn.
3. De EVB-veiligheidsschakelaar (K22) met 3 hoofdcontacten (1/3/5 // 2/4/6) en
een hulpcontact (NO-contact 13/14) moet op de capaciteit van de warmtepomp
passen en ter plaatse geïnstalleerd worden.
Het NO-contact van de EVB-veiligheidsschakelaar (13/14) wordt van de klem-
menstrook X3/G naar de inplugstekker N1-J5/ID3 doorgelust. LET OP! Lage
spanning!
4. De contactor (K21) voor de flensverwarming (E9) in de waterverwarmer moet bij
de capaciteit van de radiator passen en ter plaatse geïnstalleerd worden. De be-
sturing (230 V AC) vindt plaats vanuit de warmtepompmanager via de klemmen
X2/N en N1-J16/NO10.
5. De contactoren uit punten 3;4 worden in die stroomdistributie geïntegreerd. Voe-
dingskabels voor ingebouwde verwarmingen moeten conform de geldende nor-
men en voorschriften gedimensioneerd en beveiligd worden.
6. Alle geïnstalleerde elektrische leidingen moeten als duurzaam en stevige bedra-
ding uitgevoerd zijn.
7. De verwarmingscirculatiepomp (M13) wordt op de klemmen X2/N en N1-J13/NO
5 aangesloten.
8. De sanitair-water-oplaadpomp (M18 wordt op de klemmen X2/N en N1-J13/NO 6
aangesloten.
9. De terugloopvoeler (R2) is bij de lucht/water-warmtepomp voor binnenopstelling
geïntegreerd.
De aansluiting aan de WPM is aan de klemmen X3/GND en N1-J2/U2.
10. De buitenvoeler (R1) wordt aan de klemmen X3/GND en N1-J2/U1 vastgeklemd.
11. De warmwatervoeler (R3) is bijgevoegd bij de waterverwarmer en wordt aan de
klemmen X3/GND en N1-J2/ U3 vastgeklemd.
19

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave