452161.69.05 · 07/2013 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP L 8 IK-2
7 Montage
Vorstbeveiliging
Bij warmtepompinstallaties waarbij vorstvrijheid niet gegarandeerd kan worden, moet
een aftapmogelijkheid (zie afbeelding) aangebracht worden. Als warmtepompmanager
en verwarmingscirculatiepomp gebruiksklaar zijn, werkt de vorstbeveiligingsfunctie van
de warmtepompmanager. Bij buitenbedrijfstelling van de warmtepomp of bij stroomuit-
val moet de installatie worden geleegd. Bij warmtepompsystemen waarbij stroomuitval
niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de verwarmingskring met een geschikte
vorstbeveiliging worden gebruikt.
7.4
Temperatuurvoelers
De volgende temperatuurvoelers zijn reeds ingebouwd resp. moeten aanvullend wor-
den gemonteerd.
Buitentemperatuur (R1) bijgesloten (NTC-2)
Teruglooptemperatuur (R2) ingebouwd (NTC-10)
Vertrektemperatuur (R9) ingebouwd (NTC-10)
7.4.1 Voelercurves
Temperatuur in °C
-20
-15
NTC-2 in kΩ
14,6
11,4
NTC-10 in kΩ
67,7
53,4
15
20
25
30
2,9
2,4
2,0
1,7
1,4
14,9
12,1
10,0
8,4
7,0
De aan de warmtepompmanager aan te sluiten temperatuurvoelers moeten overeenko-
men met de in Afb. 7.1 op pag. 16 getoonde voelercurves. De enige uitzondering geldt
voor de buitentemperatuurvoeler die zich in de leveromvang de warmtepomp bevindt
(zie Afb. 7.2 op pag. 17)
Afb. 7.1:Voelercurve NTC -10
-10
-5
0
5
8,9
7,1
5,6
4,5
42,3
33,9
27,3
22,1
35
40
45
50
55
1,1
1,0
0,8
0,7
5,9
5,0
4,2
3,6
16
10
3,7
18,0
60
0,6
3,1