3.2.3
Montage van de contactvoelers
De montage van de contactvoelers is alleen noodzakelijk,
indien deze onderdeel is van de leveromvang van de
warmtepomp, maar niet ingebouwd zijn.
De contactvoelers kunnen als buiscontactvoeler gemon-
teerd of in de dompelhuls van de compacte verdeler ge-
plaatst worden.
Ontdoe de verwarmingsbuis van lak, roest en tondel
Bestrijk het gereinigde oppervlak met warmte-
geleidende pasta (dun aanbrengen)
Maak de voeler met de slangklem vast (trek goed vast,
een losse voeler leidt tot foutieve werking) en zorg voor
thermische isolatie
3.2.4
Verdeelsysteem hydraulisch systeem
De compacte verdeler en dubbele differentiedrukloze ver-
deler fungeren als interface tussen de warmtepomp, ver-
warmingsverdeelsysteem, buffervat en evt. ook de water-
verwarmer. In plaats van vele individuele componenten
wordt hier een compact systeem gebruikt om de installa-
tie te vereenvoudigen. Meer informatie vindt u in de be-
treffende montagehandleiding.
Compacte verdeler
Bij het gebruik van een compacte verdeler wordt de aan-
vraagvoeler bij de gemeenschappelijke verwarmings-
terugloop aangebracht als contactvoeler of in een dom-
pelhuls.
4
Elektrische aansluitingswerkzaamheden warmtepomp
4.1
Elektrische aansluitwerkzaamheden
1. De tot 5-aderige elektrische voedingsleiding (niet in-
begrepen) voor het vermogensdeel van de warmte-
pomp wordt van de stroomteller van de warmtepomp
via de EVB-veiligheidsschakelaar (indien vereist) in
de warmtepomp geleid (voedingsspanning zie aan-
wijzing warmtepomp).
De spanningsvoorziening voor de warmtepomp moet
worden voorzien van een alpolige afschakeling met
ten minste 3 mm contactopeningsafstand (bijv. EVB-
veiligheidsschakelaar, contactor) en een alpolige ver-
mogensschakelaar met één uitschakeling voor alle
buitenkabels (uitschakelstroom en karakteristiek vol-
gens toestelinformatie).
2. De 3-aderige elektrische voedingsleiding (niet inbe-
grepen) voor de warmtepompmanager (verwarmings-
regelaar N1) wordt in de warmtepomp (toestellen met
geïntegreerde regelaar) of naar de latere montage-
plaats van de warmtepompmanager (WPM) geleid.
De voedingsleiding (L/N/PE~230 V, 50 Hz) voor de
WPM moet onder permanente spanning zijn en moet
om deze reden voor de EVB-veiligheidsschakelaar af-
getakt resp. op de huishoudingsstroom aangesloten
worden, omdat anders gedurende de energie-
bedrijfsblokkering belangrijke beveiligingsfuncties
buiten werking zijn.
452115.66.30 · 04/2015 · Rei
Installatievoorschriften voor de installateur
WPM 5.0M
4 Elektrische aansluitingswerkzaamheden warmtepomp
6ODQJNOHP
&RQWDFWYRHOHU
:DUPWHLVROHULQJ
Afb. 3.5:
Montage van een buiscontactvoeler
Dubbele differentiedrukloze verdeler
De aanvraagvoeler R2.2 moet in de dompelhuls van de
dubbele differentiedrukloze verdeler ingebouwd worden,
om door de verwarmingskringpomp van de producent- en
verbruikerkring doorstroomd te worden. De terugloop-
voeler blijft in de warmtepomp.
OPMERKING
Door het installeren van de aanvraagvoeler R2.2 als
contactvoeler bij de wateruitlaat van het rijen-buffervat,
kan het bedrijf van het verwarmingssysteem
geoptimaliseerd worden.
3. De EVB-veiligheidsschakelaar (K22) met 3 hoof-
dcontacten (1/3/5 // 2/4/6) en een hulpcontact (NO-
contact 13/14) moet op de capaciteit van de warm-
tepomp passen en ter plaatse geïnstalleerd worden.
Het NO-contact van de EVB-veiligheidsschakelaar
(13/14) wordt op de klemmen X1.5/14 en X1.5/24 V
geklemd. LET OP! Laagspanning.
4. De contactor (K20) voor de dompelweerstand (E10)
moet voor mono-energetische installaties (2e WG)
bij de capaciteit van het verwarmingselement passen
en ter plaatse geïnstalleerd worden. De besturing
(230 V AC) vindt plaats vanuit de warmtepomp-
manager via de klemmen X1.1/1 en X1.1/N.
5. De contactor (K21) voor de flensverwarming (E9) in
de waterverwarmer moet bij de capaciteit van de ra-
diator passen en ter plaatse geïnstalleerd worden. De
besturing (230 V AC) vindt plaats vanuit de WPM via
de klemmen X1.1/2 en X1.1/N.
6. De contactoren uit punten 3;4;5 worden in die
stroomdistributie geïntegreerd. De voedingskabels
voor de radiatoren moeten volgens DIN VDE 0100
gedimensioneerd zijn en beveiligd worden.
7. De verwarmingscirculatiepomp (M13) wordt op de
klemmen van X1.3/6 aangesloten.
4