1
Belangrijke opmerkingen
Bij de inbedrijfstelling dienen zowel de nationale als-
ook de betreffende VDE-veiligheidsvoorschriften, in
het bijzonder VDE 0100 en de technische aansluit-
voorwaarden van het energiebedrijf en de netbeheer-
ders te worden nageleefd.
De warmtepompmanager mag alleen in droge ruimtes
met temperaturen tussen 0 °C en 35 °C gebruikt wor-
den. Een bedauwing is niet toegestaan.
Alle voeler-aansluitleidingen kunnen worden verlengd
tot maximaal 50 m met 0,75 mm² Ölflex 100 Cu-kabel
bij een legwijze van B2 en omgevingstemperatuur van
35 °C. Voelerleidingen niet samen met stroom-
voerende leidingen plaatsen.
2
Leveromvang warmtepompmanager
Warmtepompmanager met behuizing
3 pluggen (6 mm) met schroeven voor wandmontage
Voeler voor de buitentemperatuur, aanvraagvoeler
Bedienings- en gebruikershandleiding voor de gebrui-
ker
3
Montage
3.1
Bevestiging van de aan de wand gemonteerde warmtepompmanager verwarmen
De regelaar wordt met de meegeleverde 3 schroeven en
pluggen (6 mm) aan de wand bevestigd. Opdat de rege-
laar niet vervuild of beschadigd wordt, moet als volgt te
werk gegaan worden:
Plug voor het bovenste bevestigingsoog op bedie-
ningshoogte aanbrengen.
Schroef zo ver in de plug schroeven dat de regelaar
nog ingehangen kan worden.
Regelaar aan het bovenste bevestigingsoog inhangen.
Positie van de zijdelingse bevestigingsboringen marke-
ren.
Regelaar opnieuw uithangen.
Plug voor de zijdelingse bevestigingsboringen aan-
brengen.
Regelaar van boven opnieuw inhangen en vast-
schroeven.
452115.66.30 · 04/2015 · Rei
Installatievoorschriften voor de installateur
WPM 5.0M
1 Belangrijke opmerkingen
Ter waarborging van de vorstbeveiligingsfunctie van
de warmtepomp mag de warmtepompmanager niet
uitgeschakeld worden, en moet er stroming door de
warmtepomp plaatsvinden.
De schakelcontacten van de uitgangsrelais zijn ont-
stoord. Daarom is er afhankelijk van de interne weer-
stand van een meetinstrument, ook wanneer de con-
tacten niet gesloten zijn, een spanning meetbaar die
echter lager is dan de netspanning.
Aan de klemmen J1 tot J11, J24 tot J26 en de klem-
menstroken X1.5 en X1.6 van de verwarmingsregelaar
N1 staat lage spanning. Wanneer er door bedradings-
fouten aan deze klemmen netspanning aangelegd
wordt, vernietigt dit de warmtepompmanager.
Montage- en inbedrijfstellingsinstructies voor de instal-
lateur
Elektrische documentatie
Afb. 3.1:
Afmetingen van de aan de wand gemonteerde warmtepompmanager
verwarmen
2