83247607 • 1/2016-10 • La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Gascondensatieketel WTC 15 ... 32-A
2 Veiligheid
2.4.1 Normale werking
▪
Alle kenplaten op het toestel leesbaar houden.
▪
Toestel enkel met gesloten deksel in bedrijf stellen.
▪
Voorgeschreven instellings-, onderhouds- en inspectiewerken op tijd uitvoeren.
2.4.2 Elektrische aansluiting
Bij werken aan spanningsgeleidende onderdelen:
▪
voorschriften ter voorkoming van ongevallen DGUV Vorschrift 3 (Duitsland) en
plaatselijk geldende voorschriften, in het bijzonder het Algemeen Reglement voor
Elektrische Installaties (A.R.E.I.), naleven;
▪
gereedschap volgens EN 60900 gebruiken.
2.4.3 Gastoevoer
▪
Enkel de gasleverancier of een gehabiliteerde installateur mag gasinstallaties in
gebouwen en terreinen oprichten, wijzigen en onderhouden.
▪
Het leidingsysteem moet overeenkomstig de werkingsdruk aan een belasting-
sproef en dichtheidscontrole en/of een functionaliteitstest onderworpen worden
(zie bijv. DVGW-TRGI, arbeidsblad G 600).
▪
Gasmaatschappij voor de installatie over de aard en de omvang van de geplande
installatie informeren.
▪
Plaatselijke voorschriften en richtlijnen bij de installatie in acht nemen (bijv.
DVGW-TRGI, werkblad G 600; TRF volume 1 en volume 2).
▪
Gastoevoer volgens de gassoort en de gaskwaliteit zodanig uitvoeren dat geen
vloeibare stoffen ontstaan (bijv. condensaat). Bij LPG verdampingsdruk en ver-
dampingstemperatuur in acht nemen.
▪
Enkel gekeurd en toegelaten dichtingsmateriaal gebruiken en daarbij de gebruiks-
instructies in acht nemen.
▪
Toestel opnieuw instellen wanneer naar een andere gassoort wordt overgescha-
keld.
▪
Dichtheidscontrole na elk onderhoud en elke storingsoplossing doorvoeren.
2.5 Afvoer van afvalstoffen
Materiaal en componenten doelmatig en milieuvriendelijk afvoeren. Daarbij de plaat-
selijk geldende voorschriften naleven.
9-118