2.03 Karakteristiek kurve van de beschikbare druk aan de keteluitgang met pomp in stand
3
Q (m
/h)
Fig. 5
N.B.: De verschiltemperatuur vertrek-terugvoer is op 20°C aangenomen.
3. INSTALLATIE
3.01 Montage (enkel door een erkend installateur uit te voeren)
De ketel moet volgens de geldende norm geplaatst worden NBN D51.003
Aangeraden wordt tussen de leidingen kleppen te voorzien om eventueel later de ketel te kunnen
isoleren.
Aangeraden ook om in de toevoerleiding koud sanitair water en de vulleiding C.V. een terugslagklep
te plaatsen. Een veiligheidsklep afgesteld op 7 bar is verplicht op de boiler.
De gastoevoerleiding moet voorzien worden van een B.G.V. gekeurde afsluitkraan, welke gemakkelijk
toegankelijk is.
Een goed verluchte stookplaats is noodzakelijk.
De diameter van de schouw waarlangs de rookgassen buitengestuurd worden, moet beantwoorden
aan de gestelde eisen hieromtrent en geenszins kleiner zijn dan deze van de ketel.
Zo de schouwbuis langs een brandbare wand loopt, deze goed isoleren.
De aansluiting tussen de buis en de ketel moet volledig dicht zijn.
De teller moet zwaar genoeg zijn ten einde een gelijktijdig gebruik van andere gasapparaten te kunnen
verzekeren.
De aansluitingen aldus uitvoeren dat op de gasleidingen in de ketel geen spanning staat.
De gasaansluitingen volgens de geedende plaatsingsrichtlijnen uitvoeren. De gasaansluiting op de
GRBK CE
8