Fabrieksinstelling : 150 %
Instelbereik : 50 - 150 %
De stroom limiet laat toe de stroom naar de motor te beperken. Van zodra de uitgangsstroom de limiet geprogrammeerd
onder A31 overschrijdt, onderbreekt de omvormer de frequentie stijging tijdens de aanloop, of verlaagt de
uitgangsfrequentie indien de motor in stabiele werking is. Op die manier wordt de motorstroom beperkt (de
vertragingstijd kan vastgelegd worden via functie A85 ). Wanneer de uitgangsstroom gezakt is beneden de
geprogrammeerde drempel, zal de frequentie teruggebracht worden naar zijn vraagwaarde. De stroombeperking kan
uitgeschakeld worden tijdens de aanloopfaze om hogere stroompieken toe te laten (zie ook functie A32).
Deze stroombeperking kan echter niet een alarm en stroomonderbreking beletten bij een plotse stroompiek bijvoorbeeld
te wijten aan een kortsluiting.
De te programmeren waarde wordt afgeleid van de nominale stroom van de frequentie-omvormer.
Stroomgrens bvb.
geprogrammeerd
op100 %
Uitgangs-
frequentie
Fabrieksinstelling : 0
Instelbereik : 0, 1
De stroombeperking kan opgegeven worden tijdens de opstartfaze om een hogere stroom te hebben bij opstarten.
Opgelet ! In dat geval kan een alarm "Over-stroom" (E3) optreden.
0:
Stroombeperking geactiveerd tijdens de opstartfaze
1:
Stroombeperking niet geactiveerd tijdens de opstartfaze
J100e5_full_NL.doc 09/09/03
Stroom grens
Stroomgrens tijdens de aanlooptijd
37
De vertragingstijd bij het
overschrijden van de gepro-
grammeerde stroomgrens
kan aangepast worden
t
(zie functie
A 8 5
t
)