5.2
Aansluiting en beschrijving van de stuurklemmen
Bij het gebruik van de transistor uitgang AR/RUN - CM2 moet men een vrijloopdiode parallel op
de aangesloten relais monteren, anders kan het inschakelen van deze relais de uitgang beschadigen.
Men mag de klemmen H en L resp. P24 en CM1 niet kortsluiten.
De stuurleidingen moeten gescheiden gehouden worden van de netspanning- en motorleidingen.
Ze mogen niet langer zijn dan 20 meter en moeten afgeschermd worden. Indien het niet mogelijk is
de kruising van deze kabels te vermijden, dan moet men deze loodrecht op elkaar plaatsen.
Voorbeeld van aansluiting
Belangrijke opmerkingen
• Alle stuuringangen zijn door een optokoppeler galvanisch van het net afgescheiden. Iedere
digitale ingang verbruikt 5mA.
• De relais voor storingsmeldingen schakelt in ± 1 s. na het onder spanning brengen van de
omvormer
• Er zijn 3 mogelijkheden om een storingsmelding uit te wissen of om terug te zetten: ofwel de
toets RS/STOP, ofwel langs de ingang RS (Reset) ofwel nog door de netspanning uit te
schakelen. In dit laatste geval moet men wachten tot het controlepaneel van de console volledig
gedoofd is.
• Opgelet: indien het Reset signaal langer dan 4 s aanwezig blijft op de klemmen RS, zal de
display
dan op dat dit signaal niet langer op de klemmen RS blijft door op eender welke toets te drukken.
J100e5_full_NL.doc 09/09/03
aangeven(of indien men een DOP gebruikt
10
). Let er