Inhoudsopgave
Advertenties
Installatie
Buisbuitendiameter Ø [mm] Aandraaimoment [Nm]
6,35 (1/4")
9,53 (3/8")
12,7 (1/2")
15,9 (5/8")
Tabel 14 Specificatie van de buisverbindingen
3.5.2
Condensafvoer op de binnenunit voor wandmontage aan-
sluiten
De condensbak van de binnenunit is met twee aansluitingen uitgerust. Af
fabriek zijn daaraan een condensslang en een stop gemonteerd, deze
kunnen worden verwisseld ( afb. 19).
▶ Condensslang met verval installeren.
3.5.3
Condensafvoer aan binnenunits voor plafondmontage aan-
sluiten
▶ PVC-buizen met 32 mm binnendiameter en 5-7 mm wanddikte ge-
bruiken.
▶ Afvoerbuis met warmte-isolatie uitvoeren, om condensvorming te
vermijden.
▶ Afvoerbuis met binnenunit verbinden en op de verbinding met een
slangklem vastzetten.
▶ Afvoerbuis onder verval installeren ( afb. 34 of afb. 43). Bij aan-
wezige condenspomp kan de uitgang van de afvoerbuis hoger liggen
dan de binnenunit, wanneer de maten en het aansluitschema worden
aangehouden.
OPMERKING
Gevaar door waterschade!
Verkeerd installeren van de buizen kan ontsnappend water, terugstro-
men van het water in de binnenunit en storingen van de waterstandscha-
kelaar tot gevolg hebben.
▶ Om doorhangen van de buizen te voorkomen, om de 1–1,5 m een
buisophanging aanbrengen.
▶ Afvoerbuis via een sifon naar het riool afleiden.
3.5.4
Test van de condensafvoer
Met een test van de condensafvoer kan worden gewaarborgd, dat alle
verbindingen zijn afgedicht.
▶ Condensafvoer testen voordat het plafond wordt gesloten.
Binnenunit zonder condenspomp
▶ Circa 2 l water in de condensbak of de watervulbuis afvullen.
▶ Waarborg, dat het condensaat vrij wordt afgevoerd.
▶ Alle verbindingen op dichtheid controleren.
Binnenunit met condenspomp
De condensafvoer kan pas na de elektrische aansluiting worden getest.
▶ Circa 2 l water in de condensbak of de watervulbuis afvullen (voor ka-
naaltoestellen afb. 44).
▶ Koelmodus inschakelen. De afvoerpomp is te horen.
▶ Waarborg, dat het condensaat vrij wordt afgevoerd.
▶ Alle verbindingen op dichtheid controleren.
82
Diameter van de
flensopening (A) [mm]
18-20
8,4-8,7
32-39
13,2-13,5
49-59
16,2-16,5
57-71
19,2-19,7
Geflensd buisuiteinde
90°± 4
A
45°± 2
R0.4~0.8
3.5.5
Dichtheid controleren en installatie vullen
De test van de dichtheid en het vullen worden voor elke aangesloten bin-
nenunit afzonderlijk uitgevoerd.
▶ Breng na het vullen van de gehele installatie de afdekking voor de
buisaansluitingen op de buitenunit weer aan.
Dichtheid controleren
Bij de dichtheidstest de nationale en lokale voorschriften aanhouden.
▶ Beschermdoppen van de ventielen van een aansluitpaar verwijderen
( afb. 11, [1], [2] en [3]).
▶ Schraderopener [6] en drukmeter [4] op het schraderventiel [1]
aansluiten.
▶ Schraderopener indraaien en schraderventiel [1] openen.
▶ Ventielen [2] en [3] gesloten laten en de buizen met stikstof vullen,
tot de druk 10 % boven de maximale bedrijfsdruk ligt ( pagina 86).
▶ Controleer of de druk na 10 minuten niet is veranderd.
▶ Stikstof aflaten, tot de maximale bedrijfsdruk is bereikt.
▶ Controleer of de druk na minimaal 1 uur niet is veranderd.
▶ Stikstof aflaten.
Installatie vullen
OPMERKING
Functiestoring door verkeerd koudemiddel
De buitenunit is af fabriek met het koudemiddel R32 gevuld.
▶ Wanneer koudemiddel moet worden bijgevuld, alleen hetzelfde kou-
demiddel bijvullen. Koudemiddeltypen niet mengen.
▶ Buizen met een vacuümpomp ( afb. 11, [5]) gedurende minimaal
30 minuten bij circa –1 bar (circa 500 Micron) vacuüm trekken en
drogen.
▶ Ventiel aan vloeistofzijde [3] openen.
▶ Met de drukmeter [4] controleren, of de doorstroming vrij is.
▶ Ventiel aan gaszijde [2] openen.
Het koudemiddel verdeeld zich over de aangesloten buizen.
▶ Tenslotte de drukomstandigheden controleren.
▶ Schraderopener [6] uitdraaien en schraderventiel [1] sluiten.
▶ Vacuümpomp, drukmeter en schraderopener verwijderen.
▶ Beschermdoppen van de ventielen weer aanbrengen.
Climate 5000 MS – 6721830160 (2020/12)
Voorgemonteerd
flensmoerschroefdraad
3/8"
3/8"
5/8"
3/4"
Advertenties
Inhoudsopgave
