aan apparaten die zijn aangesloten op het
toegangspunt (hotspot) (WLAN-client)
29, Toegang tot het internet
configureren.
Let op
Voor de noodzakelijke gegevensoverdracht
●
moet mogelijk een vergoeding worden be-
taald. Door het grote aantal gegevens dat
wordt uitgewisseld, beveelt SEAT aan om een
vast tarief voor mobiele telefonie te gebrui-
ken voor de gegevensoverdracht. De provi-
ders van mobiele telefonie kunnen u hierover
informatie verstrekken.
De uitwisseling van gegevenspakketten van
●
het internet kan bijkomende kosten met zich
meebrengen naargelang uw tarief voor mobi-
ele telefonie, met name wanneer u zich in het
buitenland bevindt (bijv. roamingkosten).
WLAN-toegangspunt configureren
(hotspot)
Het infotainmentsysteem kan gebruikt wor-
den als draadloos toegangspunt om 8 draad-
loze apparaten te verbinden.
De verbinding met het draadloze netwerk
(WLAN) tot stand brengen
●
Druk op de infotainmenttoets MENU en ver-
volgens op het menu SETUP.
Connectiviteit
●
Activeer het draadloze netwerk (WLAN) in
›››
pag.
het infotainmentsysteem. Druk daarvoor op
de functietoets WLAN.
●
Activeer het draadloze netwerk (WLAN) op
het draadloze apparaat dat u wenst te verbin-
den; raadpleeg daarvoor de handleiding van
de fabrikant.
●
Activeer de toewijzing van het mobiele ap-
paraat in het infotainmentsysteem. Druk
daarvoor op de functietoets Hotspot mobiel
en vink het selectievakje aan.
●
Voer de netwerksleutel in op het draadloze
apparaat dat getoond wordt en bevestig.
De volgende instellingen van hotspot kunnen
ook worden uitgevoerd in het menu Instellin-
gen hotspot:
Veiligheidsniveau:
Met de WPA2-codering
wordt automatisch een netwerksleutel
gegenereerd.
Netwerksleutel:
automatisch aangemaakte
netwerksleutel. De functietoets indruk-
ken om de netwerksleutel handmatig te
wijzigen. De netwerksleutel telt mini-
maal 8 en maximaal 63 tekens.
SSID:
naam van het WLAN-netwerk (maxi-
maal 32 tekens).
Netwerknaam (SSID) niet uitzenden:
selectievakje aan om de zichtbaarheid
van het draadloze netwerk (WLAN) uit te
schakelen.
De (draadloze) WLAN-verbinding wordt tot
stand gebracht. Om de verbinding af te ron-
den, kan het nodig zijn om nog andere gege-
vens in te voeren in het draadloze apparaat.
Herhaal dit proces om andere draadloze ap-
paraten aan te sluiten.
Toegang tot het internet configureren
Het infotainmentsysteem kan het WLAN-toe-
gangspunt van een extern draadloos appa-
raat gebruiken om de internetverbinding tot
stand te brengen.
De verbinding met het draadloze netwerk
(WLAN) tot stand brengen
●
Activeer het draadloze toegangspunt (hot-
spot WLAN) op het externe apparaat; raad-
pleeg daarvoor de handleiding van de fabri-
kant.
●
Druk op de infotainmenttoets MENU en ver-
volgens op het menu SETUP; OF ga naar de
functie Media of SEAT Media Control en druk
op het menu SETUP.
●
Druk op het menu WLAN, ga dan naar IN-
STELLINGEN INTERNETVERBINDING en vink
het selectievakje aan.
Vink het
Druk op de functietoets Zoeken en selec-
●
teer het gewenste draadloze apparaat in de
lijst.
»
29